Wat is tijd? Als niemand het mij vraagt weet ik het wel, maar als ik het dan moet uitleggen, weet ik het niet meer. Deze verzuchting is van kerkvader en filosoof Augustinus, maar hij geldt evenzo voor de titel van het boek van psycholoog Jacob Jolij. Wij weten allemaal wel wat bewustzijn is, als we dit niet zouden weten zouden we deze boekbespreking niet kunnen lezen en zeker ook het boek zelf niet. We weten wat bewustzijn is omdat we dit ervaren, maar het valt niet mee om het uit te leggen. Jolij heeft niettemin een serie heldhaftige pogingen ondernomen en de resultaten daarvan in een boek samengevat.
Bewustzijn
Jolij heeft het boek geschreven als een soort reisverslag. Het begon allemaal toen hij op zesjarige leeftijd een tijdje in de spiegel keek en niet meer met zekerheid kon zeggen of hij naar het spiegelbeeld keek of het spiegelbeeld naar hem. Dit wekte zijn interesse in de menselijke geest op. Tijdens zijn studie cognitieve psychologie kwam hij heel wat theorieën over het bewustzijn tegen, maar nergens kon men goed uitleggen wat het nu precies is en wat de relatie is met het lichaam. Jolij legde zich toe op het onderzoek door middel van experimenten. Hij ontdekte echter dat wetenschappelijke experimenten hem niet duidelijk konden maken wat het is om als bewust wezen te bestaan. Natuurlijk wist hij het wel, maar de wetenschap kon het hem niet uitleggen.
Om duidelijk te maken wat hij met bewustzijn bedoelt, verwijst Jolij naar de vipassana methode van Goenka, het stukje bij beetje voelen van het lichaam. Van daaruit kun je je bewust worden van je gedachten en vervolgens de korte periodes van stilte opmerken tussen de gedachten in. Wat je ervaart tijdens zo’n stilte is volgens Jolij bewustzijn, het is volgens hem het basisbewustzijn (mūla-vijñāna) van de yogācārafilosofie. Deze aanname is nogal problematisch, maar Jolij komt er in de rest van het boek niet meer op terug.
Toch is ze niet onbelangrijk, want ze bevat een aantal fundamentele aannames, die het gehele onderzoek bepalen. Ten eerste is het bewustzijn blijkbaar iets dat ervaren kan worden, net zoals een stoeptegel of jeuk op je hoofd. Bovendien is het bewustzijn niet alleen iets dat je ervaart, maar ook een ervaring en zelfs de basis van elke ervaring in het algemeen. Als nu ervaring en hetgeen dat ervaren wordt hetzelfde zijn, is er geen buitenwereld en dus geen natuurkunde en geen boek over bewustzijn. De ervaring ervaart zichzelf en heeft niets anders meer nodig. Als de ervaring iets anders ervaart dan zichzelf, dan heb je de poppen aan het dansen, want dan zijn bewustzijn en wereld gescheiden en kan de wetenschap het bewustzijn niet uitleggen. Jolij en zijn medestanders, de naïeve dus niet-reflexieve filosofen, proberen dat toch. Dat komt omdat ze scheel kijken. Ze zoeken met een oog een ding dat bewustzijn kan worden genoemd terwijl het andere oog gericht is op hun eigen bewuste ervaring. Ze proberen vervolgens beide blikken over elkaar te leggen om tot een enkele voorstelling te komen, hetgeen natuurlijk niet lukt. Dit falen wordt ondertussen verborgen door allerhande ingewikkelde theorieën. Daarnaast zegt Jolij zelf dat hij iets probeert uit te leggen wat we allemaal zelf al ervaren. Als we willen weten wat bewustzijn is kunnen we dus het beste een meditatiecursus gaan volgen. Dan leren we er meer over dan wanneer we er een boek over lezen. Waarom heeft Jolij dat boek dan geschreven? De titel heeft ons blijkbaar op het verkeerde been gezet, want wat Jolij in de rest van het boek beschrijft is niet wat bewustzijn is maar waarom de wetenschap het niet kan uitleggen.
Wetenschappelijk onderzoek
Het bewustzijn is volgens Jolij lange tijd uitgesloten geweest van psychologisch onderzoek doordat de psychologie werd gedomineerd door het behaviorisme, een stroming die verkondigde dat alleen wat meetbaar is ertoe doet. Het bewustzijn is volgens deze stroming een zwarte doos waar je niets zinnigs over kunt zeggen. We kennen wel de gevolgen van wat er zich afspeelt, maar we kunnen niet uitleggen hoe deze gevolgen tot stand komen en dat is ook helemaal niet nodig.
Gelukkig zijn er ook filosofen en die kunnen dat soort dingen wel uitleggen. Zo bracht Réné Descartes naar voren dat het bewustzijn niet kan worden ontkend omdat je voor ontkennen bewustzijn nodig hebt, hetgeen hij samenvatte met de woorden ‘ik denk dus ik besta’. Jolij verwijst daar naar en beschuldigt Descartes van dualisme, de aanname dat het bewustzijn iets anders is dan het lichaam en de dingen waarvan het zich bewust is. Dit dualisme is volgens Jolij onmogelijk, omdat hij ervan uitgaat dat materiële processen alleen door materiële processen kunnen worden veroorzaakt. Het bewustzijn zou volgens het dualisme dus nooit invloed kunnen uitoefenen op het lichaam. Het bewustzijn kan echter ook niet uit materiële processen worden verklaard, dit is het zogenaamde ‘hard problem of consciousness’ (het moeilijke probleem van het bewustzijn, zo genoemd door de Australische filosoof David Chalmers, alle Angelsaksische filosofen hebben er de mond vol van).
Uiteindelijk concludeert Jolij (op bladzijde 37) dat bewustzijn een emergente eigenschap is, een eigenschap die op een bepaald niveau opeens opspringt. Een goed voorbeeld is de betekenis van een woord, als je de letters apart zet betekenen ze niets, maar zet ze in de goede volgorde achter elkaar en voilà. Een emergente eigenschap die in de Griekse oudheid al werd bediscussieerd, is het vormen van een hoop. Een korrel graan is geen hoop, twee korrels graan ook niet, maar als je doorgaat met toevoegen van korrels graan, krijg je een hoop. De hoop zit niet in elke korrel, maar ontstaat doordat er voldoende korrels bij elkaar liggen. Als je de korrels weg haalt, is de hoop ook weg. Niettemin hoopt Jolij ergens tussen de korrels nog een hoop te lokaliseren. ‘Als we er vanuit willen gaan dat de wereld om ons heen echt bestaat, dat er een universum is van materie en energie, dan moeten we ervan uitgaan dat het bewustzijn ook een plekje in dat universum heeft, want de wetten van datzelfde universum bieden geen ruimte voor een onstoffelijke geest die ons lichaam bestuurt’, schrijft hij op bladzijde 38. Dit is naïef, dat wil zeggen niet reflexief. Reflexief zou het zijn om je af te vragen hoe het komt dat er in je manier van denken geen plaats is voor bewustzijn. Naïef is het om in de buitenwereld naar het bewustzijn op zoek te gaan.
De plaats van het bewustzijn in de wereld moet natuurlijk de hersenpan zijn. Misschien, zo denkt Jolij, kunnen we wat meer begrijpen van het bewustzijn als we weten wat er in de hersenpan gebeurt. Er zijn een aantal methoden om dat te meten, maar helaas is het niet erg duidelijk wat de uitslagen daarvan met bewustzijn te maken hebben. Daar wordt natuurlijk druk over gespeculeerd. ‘Hersengebieden praten met elkaar’, schrijft Jolij, ‘dat is duidelijk, maar of de taal van het bewustzijn bestaat uit een terugkoppeling of uit ‘good vibrations’ weten we niet. De neurale code is nog niet gekraakt’. Dit is nu precies de misvatting van het mannetje in de geest (de homunculus) waar Descartes al van werd beschuldigd. Als de hersenen in code met elkaar praten, hebben ze bewustzijn en zelf ook weer hersenen die met elkaar praten. We hebben hier dus het zogenaamde Droste-effect en dat komt doordat in de verklaring een beroep wordt gedaan op wat nog moet worden verklaard. Jolij beseft dat, hij beseft ook dat de huidige wetenschap daar geen antwoord op heeft en besluit daarom andere gebieden te gaan verkennen.
Voor zover die andere gebieden bestaan uit de parapsychologie komt Jolij niet verder dan enkele beschrijvingen van experimenten naar de mogelijkheid van telekinese en telepathie. Hij schrijft verder nog een paar opmerkingen over de vedāntafilosofie, maar hij wordt hier duidelijk niet gehinderd noch geholpen door enige kennis van zaken. Dat geldt ook voor zijn opmerkingen over Schopenhauer. Bovendien spreekt Jolij zichzelf zo nu en dan tegen. Op bladzijde 128 lees ik: ‘je bent je op elk moment van veel verschillende dingen bewust, maar toch is er een eenheid, alsof alles tegelijkertijd wordt verwerkt’. Op bladzijde 133 staat echter dat het brein visuele stimuli verwerkt met een frequentie van 10 Herz (dus tien stimuli per seconde). Alweer dat scheel kijken: hij beschrijft zijn eigen ervaring van eenheid (dat kan natuurlijk zelfbedrog zijn) als een wetenschappelijk feit en probeert dat met metingen uit een machine te combineren.
Alsof hij de gedachten van de lezer op telepathische wijze kan raden schrijft hij op bladzijde 129: ‘inderdaad, weer zo’n aardig idee. Maar het jammere is dat het allemaal zo vaag blijft. Dat is trouwens iets dat je heel vaak ziet als het gaat om enthousiaste natuurkundig geïnspireerde theorieën over bewustzijn. De formules en moeilijke termen vliegen je om de oren, er wordt gerefereerd naar grote namen, maar aan het eind van zo’n artikel blijf je zitten met de vraag: hoe dan? Als ik weer zo’n artikel moet beoordelen begin ik er enthousiast aan, maar blijf dan aan het eind toch vaak wat teleurgesteld achter.’
Kwantumquatsch
Wie na bovenstaand moment van helderheid had gehoopt om nu eens wat begrijpelijks voorgeschoteld te krijgen, komt bedrogen uit. Jolij gaat nu pas echt goed los. Hij komt met de kwantumfysica op de proppen en beweert op bladzijde 147 dat de Schrödinger vergelijking de beste beschrijving van de werkelijkheid is die we hebben. Dit waag ik te betwijfelen, ik ken geen enkel gedicht dat het slechter doet. Niet alleen dichters en schrijvers, maar ik schilders, musici en niet te vergeten (echte) filosofen leren ons op vele manieren over de werkelijkheid en als er iets is waar ze het over eens zijn, dan is het wel dat de werkelijkheid geen formule is. Bovendien heb je bewustzijn nodig (zij het een zeer gereduceerd bewustzijn) om zo’n formule te kunnen opstellen en te begrijpen. Als de formule bewustzijn uitdrukt, wat toch deel is van de werkelijkheid, dan toont ze dus wat ze uitdrukt. Ze is een richtingaanwijzer die de kant op loopt die ze aanwijst.
Jolij is zich best bewust van de problematische kant van al deze pogingen om het bewustzijn te verklaren als het gevolg van materiële oorzaken. Hij wijst erop dat er telkens stiekem een subject of een waarnemer wordt verondersteld die deze materiële oorzaken moet kunnen identificeren. Wat hij dan nog verzwijgt is dat veel van die beschrijvingen ontleend zijn aan het dagelijkse leven waarin subjecten en personen als vanzelfsprekend worden verondersteld. Neem bijvoorbeeld het begrip ‘kans’ dat de hoofdrol speelt in de kwantumfysica omdat de aanwezigheid van deeltjes of golven er wordt gedefinieerd als een kansverdeling. Het begrip ‘kans’ het drukt de waarschijnlijkheid uit waarmee iemand verwacht dat iets zal plaatsvinden en veronderstelt daarmee al bewustzijn. Dat merk je niet als je gewoon met formules aan het goochelen bent. Het aantrekkelijke van wiskunde is dat het gaat om de manipulatie van zinloze tekens. Je kunt lekker je gang gaan zonder je ergens van aan te trekken. Naderhand worden de resultaten door een interpretatiemodel met de werkelijkheid verbonden en lijkt het wel toverij, want je blijkt door dat gegoochel met zinloze tekens opeens iets van de wereld te hebben ontdekt. Het gevolg is dat veel mensen een soort heilig ontzag voor wiskunde hebben als een bron van absolute waarheid. Een ander gevolg is dat er een hoop onbewezen vanzelfsprekendheden in de uitleg zitten omdat de elementen van het model, zoals in het geval van het begrip ‘kans’, aan alledaagse ervaringen worden ontleend .
Conclusie
Het lijkt nu wel alsof ik het boek niet waardeer, maar niets is minder waar. Ik heb het met plezier gelezen en had het in een ruk uit. Het is goed geschreven en Jolij kan heel goed uitleggen. Hij komt met verrassende voorbeelden waardoor moeilijke zaken zoals kwantummechanica opeens begrijpelijk worden. De experimenten die hij beschrijft zijn ook heel verhelderend. Bovendien is hij eerlijk, hij verbergt zijn eigen twijfels niet.
Ik heb veel van het boek geleerd en ik kan het iedereen aanraden. Verras je vrienden en kennissen eens met een kraakheldere uitleg van de Schrödinger vergelijking! Vertel eens wat over verrassende psychologische experimenten. De titel is wel misleidend, deze zal wellicht lezers teleurstellen. Verwacht dus niet dat het boek je iets leert over het bewustzijn, daarvoor kun je het beste andere filosofen of fenomenologen raadplegen. Filosofen die niet in een spiegel blijven kijken, maar zich met de echte wereld bezighouden.