Vorig jaar is ze aangereden door een automobiliste. Haar fiets kwam onder de auto terecht, zij ook. Haar botten braken en ze werd met spoed naar een ziekenhuis vervoerd en geopereerd. Platen en schroeven in haar been. Na een tijdje was ze weer thuis en revalideerde ze. Af en toe zat ze in een rolstoel en duwde een jonge man haar voort. Dan liep ze weer met krukken, welgemoed zo leek het. Maar als je aan haar vroeg hoe het ging antwoorde ze: niet goed. Sinds een maand staat er in de berging een driewielfiets. Als je aan haar vraagt: hoe bevalt die fiets, antwoordt ze: niet goed. Op de weg valt ze om als ze bochten neemt.
We maken altijd een praatje als we elkaar tegenkomen. Ik loop rot, zij ook. En haar hond nog slechter maar ze wil hem niet in laten slapen omdat het dier het leven nog wel aankan. We lachen dan ook om onze eigen lichamelijke ellende.
Gisteren kwam ik haar weer tegen en vroeg ik hoe het ging. Het fietsen ging niet, met die harde tegenwind, vertelde ze. Op die driewieler zou eigenlijk een motortje moeten zitten.
Ze is een lange vrouw van een jaar of dertig. Een balletdanseres en verzorger van een oertuin. Ze was gisteren anders dan anders. Ineens zag ik dat ze een hoodie droeg en daaroverheen de capuchon van haar jas. Terwijl het lekker fris was en ik in een colbertje de straat op ging. Haar gezicht leek daardoor ieler en tederder en het leek alsof ze de wereld buiten wilde sluiten.
‘Ga met de wind mee, hoor, ‘ zei ze. ‘Dat zal ik doen,’ zei ik.
Ze gooide een peuk in het riool en haar hond wachtte onbeweeglijk, als een wassenbeeldenhond. Niks bewoog aan hem. Op sterven na dood. Dus we mogen niet klagen.
Moedig voorwaarts!