De redactie van het Boeddhistisch Dagblad is geïnteresseerd in de ervaringen van mensen die het boeddhistisch pad volgen. De leer bestuderen en praktiseren. Al of niet op een kussen of in een sangha of in je eentje. Ben je zo’n iemand en wil je je ervaringen delen- hoe je het boeddhisme hebt ontdekt, wat het je opbracht en niet, je teleurstellingen en hoop, je verwachting, welke richting je volgt en waarom, of als je het boeddhisme weer hebt verlaten- stuur ons jouw ervaringen in een niet zo’n heel lange tekst toe om in de serie Boeddhistische doeners en denkers gepubliceerd te worden.
‘In Vosselare, op het Vlaamse platteland, heb ik twintig jaar geleden samen met een aantal mensen een kleine tempel gebouwd om rustig te mediteren in een mooie en gezonde omgeving. We hebben tegelijk 1 hectare eikenbos geplant zodat we voor verwarming ruimschoots zelfvoorzienend zijn.
Toen deden we nog zazen, dat doe ik al dertig jaar of meer. In het begin was zazen een bij-activiteit van aikido. Egocontrole.
Op een blauwe maandag kwam geshe Pema Dorjee naar Gent onderricht geven over mededogen/bodhicitta. Geshe Pema is een Tibetaanse vluchteling en was medewerker van de Dalai Lama die hem de opdracht gaf om opvangcentra/kloosters te bouwen voor straatkinderen in Nepal. Later kwamen daar oa opvangcentra voor weduwen bij en de reactivatie van de Bodong kloosters.
Ik was zo onder de indruk van geshe Pema zijn liefdevolle uitstraling en zijn eruditie dat ik op slag wist: ik heb mijn leraar gevonden! Ik vroeg op het eind van de eerste dag of hij mijn guru wou zijn en van dan af zijn we het Tibetaans Boeddhistisch Centrum Thogme Zhanpo en volgen we lessen bij geshe Pema die ons op “geregelde” tijdstippen bezoekt en ook in Yeunten Ling in Huy (Hoey) bij de overleden en betreurde lama Karta en bij lama Zeupa en lama Tashi Niyma.
Het overstappen van zazen naar Tibetaanse meditatie heeft het grootste deel van onze sangha niet best verteerd en onze groep is nu een groepje. Wij, de overblijvers, zijn zeer gelukkig met de keuze die we gemaakt hebben.
Bij mezelf stel ik vast dat deze vorm van mediteren en studeren me tot een beter mens heeft gemaakt. Dit zeg ik niet alleen maar ook mijn vrouw en kinderen en de dierbaren rond me. Ik maak veel gemakkelijker contact met mens en dier, ik kan veel beter anderen hun standpunt met empathie benaderen. En terwijl ik hierover schrijf kan ik me zelfs niet herinneren wanneer ik laatst ruzie gehad heb. Maar dat ligt misschien ook aan mijn vergeetachtigheid.
Met de woorden van de Dalai Lama: my religion is compassion.’