Ik heb zeemansbloed. Mijn vader was visserman en mijn eerste boot was een oude kapokmatras die in de Oude Rijn dreef. Toen mijn moeder mij ontwaarde gilde ze: ‘‘Kom naar de kant moet je verzuipen’. Die matras is later een kano geworden en vandaaruit ben ik naar de Rijn-en kustvaartschool (gevaren) gegaan, maar de Rijnvaart was geen succes.
Ik ben straatmuzikant geworden en kindertheater gaan doen. Maar varen zat nog steeds in mijn bloed. Ik woonde toentertijd in een piepklein arbeidershuisje in een donker steegje net buiten de singels van Leiden. Een kennis van mij, ook een bootfanaat, kwam vertellen dat de ‘Lena’, een oud beurtvaartschip te koop was. Mijn financiële situatie was: Ik speelde op zaterdag op de markt gitaar ik verdiende daarmee genoeg voor de huur, nutsvoorzieningen en levensonderhoud. Als mijn mondvoorraad en geld op was pakte ik mijn gitaar en speelde in een uurtje voldoende geld bij elkaar om de week weer door te komen.
In mijn overmoed belde ik de eigenaar van de Lena op en de vraagprijs was 5000 gulden en ik zei: ‘Ok in principe verkocht, maar wilt u mij een week de tijd geven om de financiën rond te krijgen. We hadden een akkoord en ik gaf mijzelf een week om de boel rond te breien en als het me niet zou lukken de hele boel weer als een paar versleten schoenen laten vallen. Ik kon zegge en schrijven 1000 gulden van een vriend lenen. Banken lachten zich rot als ik om een persoonlijke lening kwam zeuren en aan het eind van de week kwam ik tot de conclusie om maar van het hele avontuur af te zien.
Ik belde de eigenaar op met de mededeling dat ik de financiering niet rond kon krijgen, wat hij jammer vond omdat het schip dan naar de sloop ging. Ik zei onmiddellijk: ‘ Ik kreeg bij banken geen persoonlijke lening, maar misschien bent u bereid om met mij een regeling te treffen’. We kwamen overeen dat ik 1000 gulden zou aanbetalen en de rest binnen een half jaar. Ik ging als de wiedeweerga naar die vriend waar ik om die 1000 gulden bedelde en de Lena was van mij. Een schip van 20 meter dat al meer dan 30 jaar niet meer op de helling was geweest, waarvan de motor niet meer liep en in het dek grote doorgeroeste gaten zaten. Ik heb toen mij hele huisraad verkocht dat bij elkaar 1500 gulden opleverde en waarvan ik mijn vriend van afbetaalde en het schip op de helling kon gaan.
Wonder boven wonder bleek de conditie van het casco in een goede staat te zijn, Ik zei mijn arbeidershuisje vaarwel en ging in het vooronder van het schip wonen. Ik was inmiddels al een paar jaar lid van het zengroepje in Leiden, maar wat nog wonderlijker was is dat de ligplaats van mijn schip voor de deur van de vriend was die mij in de eerste plaats mij naar de zenclub had gestuurd.
De kunstenaarskolonie waar wij eerst woonden was een complex van de gemeente en weer opgeëist om er het museum ‘Boerhave’ in te vestigen. Om kort te gaan- ik heb in 3 jaar tijd van een drijvend wrak weer een varend schip gemaakt, zeg maar: ‘Zen en de kunst van het bootonderhoud’. Tot mijn groot verdriet kreeg de zenlerares een vriend in Amsterdam en het zenclubje viel uit elkaar. Maar ik was niet voor één gat te vangen ik verbouwde het ruim van het schip tot zendo en belde ene meneer Tydeman op. Een autoriteit op zengebied met de vraag of hij les wilde komen geven. Door een te druk bestaan had hij daar geen tijd voor, maar ik was wel welkom in de Kosmos in Amsterdam om bij hem zenlessen te volgen.
Ik heb Maarten Houtman en Erik Bruijn ook nog geprobeerd maar zo als veel in mijn leven ‘je moet het zelf maar doen’. Een groot stuk in de krant: ‘Zondag 14:00 uur openhuis zenmeditatie’. De zaterdag ervoor een succesvol feest gegeven als inwijding van de zendo waar heel religieus Leiden en omstreken aanwezig waren. De volgende dag regende het pijpenstelen en ’s middags om drie uur kwam een geïnteresseerde binnen en een half uur later nog iemand die kwam schuilen voor de regen. De geïnteresseerde stelde vragen over ene meneer Eisai en Obaku zen , ‘Who the fuck is Eisai en wat is Obaku?’ Op de zenclub mediteerden we en de lerares sloeg op een belletje als het voorbij was, en what the fuck is kinhin?’
De man die kwam schuilen grinnikte achter zijn hand en de zen-expert vertrok na een kwartiertje en wenste mij veel succes. Nou daar zat ik met een schaal vol Chinese koekjes en een koude pot thee. Ik liet de hele bliksemse boel als een paar versleten schoenen vallen en volgde mijn zeemansbloed. Ik verkocht de Lena en kocht een kustgatkruiser, een zeilboot van 7 meter die wel een stootje kon hebben en ik vertrok richting de wereldzeeën. Op de Middellandse zee kwam ik met mijn notendopje in een Tramontane terecht- een vliegende storm waardoor ik mijn zeilen verving door een uit de kluitengewassen servet waardoor de snelheid nog steeds 300 km per uur was. De zoutaanslag op mijn bril was voldoende om de rest van de reis aardappels in te kunnen koken. Volledig uitgeput liet ik het anker in de haven van Alicante vallen en nam mij voor om hier een paar dagen op adem te komen.
Al passagierend kwam ik in het centrum van de stad een poster tegen met een aankondiging van een boeddhistische lezing door ene meneer ‘Sangharakshita’ die bij nader inzien een Engelsman in driedelig kostuum bleek te zijn. Hij onderwees een soort Tibetaans boeddhisme, maar na de lezing bleef mijn voorkeur toch uitgaan naar zen. En wonder o wonder- een paar dagen later zag ik in een etalage van een boekwinkel een boekje over zen liggen met bijbehorend cassettebandje uitgegeven door een zentempel in Madrid. Om kort te gaan ik verkocht mijn zeilboot en trad in in de tempel in Madrid. Maar niet voor lang, een halfjaar later zat ik in het klooster Bukkoku-Ji in Japan waar al mijn behoudendheid werd weggegrist, althans ik liet het weggrissen.
Ik was naïef en deed wat van mij gevraagd werd, later kom je er achter dat veel monniken de kloosterregels en de voorschriften met een korreltje zout namen. Maar mijn naïviteit zorgde er wel voor dat ik in plaats van pootjebaden vanaf de allerhoogste zen-duikplank een stap naar voren nam. Al mijn behoudendheid veranderde in hallucinaties, angst en vervreemding, als een iemand die voor het eerst in het water valt trachtte spartelend ik uit alle macht weer houvast te krijgen. Grip op de realiteit, uiteindelijk kon ik niet anders dan verdrinken en mij weg te laten drijven in de nevel van de waan. Ik lag in bed en af en toe kwam de Roshi kijken en zei ‘Dont worry, Kannon sama (Avalokitesvara) takes care of you’. Hij had meer met dit bijltje gehakt, bij zijn leraar was het hem ook overkomen hij noemde het ‘makyo illusions’. Langzamerhand kom je er achter dat er geen houvast, zekerheid of vastigheid is, alles wat je wilt pakken, vasthouden of bereiken is graaien in de leegte. Al mijn hoop om iets te bereiken werd de bodem ingeslagen. Ik wilde monnik worden, een echt monnikspak mogen aantrekken en men zou dan zeggen: ‘Kijk eens, een echte monnik, goede morgen eerwaarde’.
Ik stelde me afhankelijk op, van wat? Wensen, houvast, eer, aanzien, aan ‘ik ben iemand’ en in een klap donderde ik in eenzaamheid, teleurstelling, ontnuchtert en van god en alles verlaten. Je kijkt om je heen en ziet dan dat het merendeel van de kloosterlingen hier mee worstelt en dat monnik worden de boel alleen maar erger maakt. Je word afhankelijk van je status en constant word er een beroep op je gedaan ‘ Kunt u een ceremonie doen, kan ik met u praten, wilt u mijn auto inzegenen, kunt u voor mijn moeder sutra’s zingen, een kaarsje branden enz.
Later kwam ik er achter dat dit ‘retraite’ is, afgezonderd zijn, een roep volgen waar je geen weerstand aan kunt bieden, een worsteling met dat wat je als ‘jezelf’ beschouwt. Dit had ik op zijn allerminst verwacht toen ik voor het eerst op een kussentje ging zitten, ik zou gelukkig, rustig en tevreden worden, een toonbeeld van rust en wijsheid. Maar dat alles is geen fuck waard het is graaien in de leegte. Kun je rust, balans of wijsheid vastpakken of meenemen? Mijn leraar is dement geworden- wat wil je bereiken, vasthouden, een rugzak vol wijsheid, spiritualiteit, rust en balans, het belemmerd alleen maar je vrijheid. Het is waardeloos, het is net als je winterjas meenemen naar de tropen, je hebt er alleen maar last van.
G.J. Smeets zegt
Mooi lied, Zeshin. Ik zing er een terug:
Schuitje varen, theetje drinken
varen we naar de Overtoom,
drinken we zoete melk met room,
zoete melk met brokken,
kindje mag niet jokken.
Paul de Jager zegt
Mooi verhaal!