Meester Linji zegt:
Monniken, jullie zijn nestblijvers die zichzelf voor nestvlieders houden. Overal zien jullie meesters en slaven, gastheren en gasten, goede motieven en slechte. Ondertussen zijn jullie alleen maar uit op verstrooiing.
Nestvlieders wonen nergens. Niet in Mara, niet in Boeddha, niet in gehechtheid, niet in onthechting, niet in de vorm, niet in de leegte, niet in het kwade, niet in het goede, niet in het valse, niet in het ware, niet in het wereldse, niet in het heilige. Nestvlieders verlaten ieder nest.
Wie van Mara naar Boeddha overloopt, van gehechtheid naar onthechting, van de vorm naar de leegte, van het kwade naar het goede, van het valse naar het ware, van het wereldse naar het heilige, die verruilt het ene nest voor het andere. Die stapelt schuld op schuld.
Boeddha-Mara is een brij, pap met zout. Jullie willen alleen het zout, maar zonder pap is het niet te vreten. Pap zonder zout ook niet. Daarom behandelt de ware nestvlieder Boeddha en Mara met evenveel eerbied.
Als je het heilige liefhebt maar het aardse haat, zul je verdrinken in de zee van geboorte en dood.