Onlangs was ik uitgenodigd voor een intieme Q & A met Akong Tulku Rinpoche bij leiderschapsadviesbureau The Gift. Akong Tulku Rinpoche is een zeer gerespecteerde Tibetaanse leraar die samen met management consultant Dona Witten van Ernst & Young een belangwekkend boek – Enlightened Management – schreef over management op basis van boeddhistische beginselen.
Hoogtepunt van de bijzondere avond was voor mij het tegelijkertijd ontwapenende én ontwakende antwoord op de vraag ‘Rinpoche, what’s your view on the current economic crisis?’ die van één van de deelnemers kwam. Terwijl de Rinpoche zijn handen omhoog bracht om het punt dat hij er mee probeert te maken verder te verduidelijken, zei hij: ‘You have Profit’, terwijl hij zijn linkerhand nog wat verder optilde, en ‘You have Loss’; waarbijook zijn rechterhand volgde. ‘Economics is essentially about Profit & Loss, right?’. Instemmend geknik. De Rinpoche vervolgde: ‘Sometimes Profit, sometimes Loss. That’s normal. That’s natural’, om maakte vervolgens razendsnel zijn punt te maken: ‘Your problem is you only want profit. That’s not natural. You have a wrong view. That’s all. There is no crisis. This is just a – temporary – period of loss’.
Voor de goede verstaander hield Akong Tulku Rinpoche hiermee een pleidooi voor prudence – wat zoiets betekent als realiteitszin – en een term is die door de Britse econoom E.F Schumacher is geïntroduceerd in het economische domein. In zijn baanbrekende boek Small is Beautiful; economics as if people mattered noemt Schumacher prudence de moeder aller economische deugden.
Een écht eerlijke en evenwichtige economie kan volgens Schumacher alleen bestaan bij gratie van gezond verstand: ‘Prudence implies a transformation of the knowledge of truth into decisions corresponding to reality’. Lezers van mijn boeken en blogs weten dat ik prudence beschouw en behandel als het episch centrum van maatschappelijk meedogend ondernemen. Het is een cruciale randvoorwaarde.
Ook Akong Tulku Rinpoche refereerde aan dit gezond verstand en deze realiteitszin, en vooral het ontbreken ervan in ons huidige economisch denken en doen. Je hoeft geen economisch geleerde te zijn om in te zien dat continue, ongebreidelde groei en voorspoed gewoonweg niet haalbaar en houdbaar zijn. Het is onevenwichtig. Balans is dan ook het allerbelangrijkste kenmerk van buddhist economics; een expliciet en exclusief boeddhistische economische school/stroming waarvan de eerdergenoemde E.F Schumacher grondlegger is, die in deze tijd van economische en ecologische crises steeds vaker opduikt als een bron van inspiratie en als potentieel – constructief – alternatief voor ons huidige – destructieve – doen en laten. Balans is key.
Boeddhistisch econoom Hans-Guenter Wagner zegt hierover in zijn paper On Buddhist Economics As a Science of Right Livelihood: ‘Whereas modern economics is focused on high rates of economic growth, buddhist economics relies on balance and equilibrium and sustainable relations’. Balans wordt verkregen door het respecteren van de boeddhistische Middenweg; de wijsheid die de Boeddha tot verlichting bracht. De Middenweg draait om het vermijden van excessen en extremen. Omdat die excessen slechts leiden tot lijden. De Middenweg staat voor matiging en redelijkheid.
Economisch begint het bewandelen van de Middenweg daarom met het beteugelen van hebzucht. Hebzucht veroorzaakt namelijk – onvermijdelijk – excessen. Er zit een enorm verschil tussen wezenlijke behoeften (needs) en valse verlangens (wants). Verwerven – extern genot – kan en zal nooit leiden tot blijvende voldoening – intern geluk – en dus heeft het geen enkele échte zin om te luisteren naar de niet te stillen honger naar meer, meer, meer. Hoe hard en lang je het ook probeert; je gaat er nooit écht gelukkig van worden.
Voor geluk zijn andere zaken nodig. Daarom staat de mentale component en bewustzijnsgroei centraal in buddhist economics. De bekende – Thaise – boeddhistische intellectueel P.A. Payutto omschrijft het prachtig in zijn boeddhistisch economische-basiswerk Buddhist Economics; A Middle Way for the Marketplace: ‘In the struggle to feed their blind and endless desire, people do not clearly perceive what is of true benefit and what is harmful… When greed is driving economic decisions, behaviour tends to be morally unskillful, but when desire for well-being is guiding them, economic behaviour will be morally skillful’.
Mensen moeten – door middel van training van de geest – eerst en vooral leren wat – individueel – heilzaam is, voordat ze zich als zodanig – collectief – kunnen en zullen gedragen. Buddhist economics koppelt het interne (denken) domein heel expliciet aan het externe (doen) domein. Er is niks mis met – economische – productie en consumptie, mits het maar dienstbaar is en constructief bijdraagt aan het welzijn van alle levende wezens. Het materiële wordt gezien en behandeld als een middel om het immateriële doel – geluk – te bereiken. Want dat is namelijk het enige wat écht telt. Een radicaal dienstbare economie dus. Of zoals Akong Tulku Rinpoche het die avond bij The Gift verwoordde: ‘If we want to create a happy society, we need to make happiness leading in economy. We need to choose happy over money. We need to focus on sharing happiness rather than attaining possessions. Everything we do has to help ourselves and others to be happy’.
Dat buddhist economics veel meer is dan een exotische theorie, bewijzen de recente ontwikkelingen omtrent het Gross National Happiness – het Bruto Nationale Geluk – van het piepkleine Himalaya-staatje Bhutan. Bhutan introduceerde het Bruto Nationale Geluk reeds in de jaren ’70 van de vorige eeuw als een welzijnsalternatief voor de monomane welvaartsindexering van het Bruto Nationale Product. Dit was destijds een bijzondere maar geen vreemde beslissing, omdat Bruto Nationaal Geluk niks anders is dan seculiere buddhist economics, en Bhutan een boeddhistisch land is.
Bruto Nationaal Geluk is een radicaal op levenskwaliteit georiënteerde indexering. Het meet een uitgebreide en uitgebalanceerde set van financiële, sociale, culturele, sociale en spirituele parameters, die tezamen een veel betere – ware – weergave van rijkdom geven. De Verenigde Naties hebben vorig jaar het World Happiness Report gepubliceerd waarin staat dat Bruto Nationaal Geluk een betere maatstaf voor maatschappelijk succes is dan het traditionele Bruto Nationale Product, en daarmee automatisch ook een betere graadmeter en richting-gever voor duurzame economische ontwikkeling. Geluk is – kortom – de toekomst! Geluk is het nieuwe geld! Dus beste manager, wees voorbereid op de toekomst, omarm deze nieuwe vorm van waarde-creatie, zet geluk centraal in je bedrijf, zorg voor Gross Organizational Happiness en maak van gewoon werk, nobel levensonderhoud!
Joop Romeijn zegt
‘ Intiem ‘ Kees, was die Q&A? Dat is toch eufemistisch taalgebruik voor een ‘besloten’ bijeenkomst?
Een rinpoche mag toch niet bij een intieme en dat betekent in het Nederlands, licht erotische, bijeenkomst komen? Of was het met kaarslicht en zo?
En alweer over leiderschap, wanneer ga je je toch identificeren met en schrijven over volgelingenschap ? Dat kan je best. Wij willen toch geen leider zijn?
Verder een interessant betoog, waarbij ik het woord ‘geluk’ vervang door ‘ontwaakt ‘ of als je dat te ver vindt gaan ‘onthecht ; want de term ‘gelukkig’ zouden we niet meer gebruiken, heb ik ook bij jou gelezen.
PS
Ga je ook naar de Outlet Book Store van ASOKA e.a. in Den Haag?
Zie m’n recente blog daarover.
Annemiek Deerenberg zegt
Mooi stuk en zeker het overdenken waard.
Menno prins zegt
@Joop: Het woord of begrip “Intiem” heeft in het Nederlands volgens de Dikke van Dale 4 betekenissen, waarvan de door jou genoemde de vierde is – en gelet op die plaats in de rangorde – met de minst prominente betekenis.
Over leiderschap en volgelingschap wil ik opmerken dat de grootste leiders, met véél leiderschapskwaliteiten,volgens mij mensen zijn die een levend voorbeeld zijn in het in de praktijk brengen van dienstbaarheid. Welke kwaliteiten er precies nodig zijn voor volgelingschap, kan ik zo niet opsommen. Wanneer het kwaliteiten zijn als “schaapachtigheid”, of “niet voor jezelf denken, maar doen wat de meester zegt” – dan lijkt volgelingschap mij weinig aanbevelenswaardig. Betekent “volgeling zijn” echter: je best doen om het voorbeeld te volgen van de ware leider ( in mijn ogen dus de meest “dienstbare”) – dan is er in feite geen conflict meer, want dan houdt volgelingschap in dat je net als leider handelt: in dienst van wat groter is dan jezelf.
Alle volgelingen van Boeddha zijn opgeroepen zelf Boeddha’s te worden, en daarmee gelijk aan …