Een eenvoudig ‘model.’
De meeste psychotherapeutische stromingen hebben gemeenschappelijke elementen: authenticiteit van de therapeut, gericht blijven op de unieke weg van de cliënt, eerder focussen op het therapeutische proces en minder op de inhoud van woorden…
Boeddhistische psychotherapie is daarin niet anders maar kan ook de duizenden jaren oude ervaring met meditatie en de inzichten in de oorzaken van lijden toepassen. Boeddhistische psychologie omvat zowel de ‘gekende’ bewustzijnstoestanden als de in het Westen nog steeds als ‘bijzonder’ beschouwde spirituele ervaringen. Spiritualiteit is ‘gewoon’ beseffen dat er omvattende ‘krachten’, ‘energieën…’ bewustzijnsvormen bestaan. Door dit besef kan ik als boeddhistische therapeut vertrouwen op een liefdevolle kracht die mij, mijn cliënt en het therapeutisch proces omvat. Sterker nog: het ben niet ‘ik’ maar het is enkel deze kracht die mij en mijn cliënt draagt doorheen alle onzekerheid en pijn.
Elke psychotherapeutische aanpak is volgens mij gebaat bij zo weinig mogelijk barrières tussen psychotherapeut en cliënt. In de praktijk betekent dit in stilte en liefdevol aanwezig zijn bij je cliënt. Omgekeerd belet liefdevol aanwezig zijn niet om professionele therapeutische vaardigheden toe te passen.
Ik heb lang gepiekerd over een model dat mijn kennis van boeddhisme en psychotherapie kon integreren. Tot ik besefte dat ik altijd weer terug kan vallen op de eerste leerrede van Boeddha: zijn leer van de Vier Edele Waarheden als uitweg uit het lijden. Dat is een heldere basis van de boeddhistische visie en kan meteen ook de basis vormen van wat elementair is in boeddhistische psychotherapie.
1e Edele Waarheid: erkennen van het lijden
Het feit dat een cliënt zich bij mij als psychotherapeut aandient betekent dat hij zijn lijden erkent en bij mij een uitweg zoekt uit zijn lijden. Mijn belangrijkste aanbod is dat ik erken samen met mijn cliënt ook een wezen te zijn dat nu eenmaal lijdt. Het kernelement hier is dus zo authentiek en kwetsbaar mogelijk aanwezig zijn. Het sleutelwoord is vertrouwen.
Als boeddhistisch therapeut accepteer ik zoveel mogelijk zonder oordeel, concept of strategie wat zich aandient. Dat is tegelijk een houding van niet-weten. Hoe getraind ik ook ben, elke cliënt is een nieuw, complex, ongekend wezen. Zijn weg naar inzicht is uniek en kan ik enkel respecteren.
2e Edele Waarheid: inzicht in de oorzaken van het lijden
Minder duidelijk is of mijn cliënt naar de pijnlijke oorzaken van zijn lijden durft kijken. Als therapeut heb ik een hele set van vaardigheden die mijn cliënt helpen om diepere niveaus in zichzelf te exploreren. Als boeddhistisch therapeut kan ik daarnaast ook meditatietechnieken en boeddhistische inzichten aanbieden. In die zin ben ik ook een leraar, maar enkel in die mate dat ik boeddhistische levenshoudingen belichaam: alles aanvaarden wat zich aandient, me baseren op feiten in plaats van op speculatie, vertrouwen in de onderstroom van het leven…
Ik intervenieer zoveel mogelijk vanuit rust en neutrale observatie. Deze onderzoekende houding kan ik ook samen met de cliënt aannemen. Dit is een houding van ‘meditatief bewustzijn’ als open aandacht voor wat is. Het is geen techniek maar ook voor mij als therapeut en privépersoon een levenslange poging om inzicht te krijgen in lijden. Hoe veiliger de cliënt zich bij mij voelt, hoe meer hij echt durft kijken naar de oorzaken van zijn lijden, hoe meer kansen hij zelf creëert op heling.
De grote paradox in psychotherapie is dat het voornaamste ‘werkinstrument’ van mij en van mijn cliënt ons ‘zelf’ is. Het zelf is in de klassieke psychotherapie gewoon onze individuele manier van waarnemen, voelen, denken en handelen. In de boeddhistische psychologie is ons zelf tegelijk ook de grootste oorzaak van ons lijden omdat het per definitie ons bewustzijn vervormt. Omgekeerd worden we maar bewust naarmate we in staat zijn ons zelf los te laten…
Ook al werk ik in de praktijk in de eerste plaats ‘met’ mijn zelf en met dat van mijn cliënt, ik kan mijn aandacht voor wat zich aandient ook verschuiven van het zelf naar andere manieren van omgaan met de realiteit:
- Ik stimuleer directe ervaring in plaats van (per definitie gekende) concepten. De meest directe ervaring is de lichamelijk doorvoelde, waarop ik me best zoveel mogelijk baseer. Als mijn cliënt ‘over’ zijn ervaring praat, veel herhaalt en ervaringen vastpint, peil ik telkens opnieuw naar zijn directe ervaring van lichaam, emoties en gedachten.
- Ik blijf zoveel mogelijk uit de overdracht. Het kan tijdelijk nuttig zijn dat ik een projectiescherm ben voor mijn cliënt, zodat hij veilig allerlei emoties, opvattingen uit zijn eigen leven op mij afreageert en er nieuwe vormen van uitprobeert. Fundamenteler is het vermogen om samen te oefenen in neutraal en met mededogen observeren van zichzelf en van de situatie.
- Ik kan switchen van mijn cliënt als persoon met ‘eenduidige, vaste’ eigenschappen naar polariteiten en verborgen deelpersoonlijkheden (de ‘sterke’, het ‘slachtoffer’, de ‘redder’…). Ik help mijn cliënt om zijn onontgonnen facetten in de eerste persoon te beleven (hoe is het om nu de ‘sterke’ te zijn, en nu het ‘slachtoffer’?).
3e Edele Waarheid: transformeren van het lijden
De boeddhistische benadering om ons lijden te transformeren is destructieve energie omzetten in constructieve energie. Bijvoorbeeld door woede om te buigen naar assertiviteit, of (zelf)verwijten om te buigen naar mededogen en inzicht in eigen en andermans noden. Essentieel in onze cultuur is het ombuigen van het concept van ‘autonoom moeten functioneren’ naar het zoeken naar hulpbronnen. Hulpbronnen kunnen kwaliteiten, ervaringen en personen zijn. Die vindt de cliënt zowel in zijn innerlijke voorstelling en verleden, in zijn reële leefwereld, als in spirituele belevingen.
Een zeer krachtige, boeddhistische benadering is het eigen perspectief van de cliënt ombuigen naar het perspectief van de ander. Zeker het perspectief van de belangrijke ander (familie, partner) maar ook het perspectief van de ‘gewone’ ander (vrienden, buren, kennissen). Ik heb dus aandacht voor de momenten waarop mijn cliënt niet enkel over zichzelf praat maar over hoe hij relaties aangaat en onderhoudt, ik heb aandacht voor zijn mededogen, en vooral voor zijn positieve inbreng in relaties en situaties.
4e Edele Waarheid: het volgen van het Juiste Pad
Het ‘Juiste Pad’ bestaat uit vaardigheden die het lijden voorkomen of verlichten (het juiste inzicht hebben in onze situatie, de juiste aandacht opbrengen voor wat zich aandient, op een juiste manier handelen in een situatie, de juiste zorg hebben voor onszelf…)
Ik focus minder op negatieve emoties en gewoonten maar erken en versterk vooral gewenste of al aanwezige positieve vaardigheden. Vaak onderkent mijn cliënt die vaardigheden niet maar toont hij de facto wel al elementen van het ‘Juiste Pad’ in de therapie. Bijvoorbeeld de moed om naar zichzelf te kijken, doorzettingsvermogen, gevoelig in plaats van afgeschermd zijn, doorleefde stiltes toelaten in plaats van over onzekerheid heen praten, momenten van mededogen en inzicht…
De elementen van het ‘Juiste Pad bieden mij dus een set van concrete aandachtspunten voor een beter leven. Al blijft hét kernelement hoe dan ook hoe liefdevol ik durf zijn als therapeut en hoe zichtbaar als medemens…
G.J.Smeets zegt
“Al blijft hét kernelement hoe dan ook hoe liefdevol ik durf zijn als therapeut en hoe zichtbaar als medemens…”
Dat is de afsluitende zin van het stuk. Liefdevol zijn en jezelf zichtbaar maken is hier kennelijk een kwestie van durf, moed opbrengen. In het stuk staat dan ook 31 keer (volgens de handige zoekfunctie van mijn browser) heel dapper het woordje ‘ik’.
Beste Ksaf, de 4 edele waarheden waar je het over hebt zijn standaard voor elke hulpverlener all over the world and of all times: 1) begaan met lijdensdruk, 2) maken van diagnose van het lijden, 3) prognose bieden voor verbetering en 4) recept leveren. De Azteken deden het zo, de Egyptenaren, de Kelten, de Romeinen. Er is niks nieuws onder de zon en ‘boeddhistische therapie’ verschilt in niets van andere etiketten.
Heb je enige aanwijzing dat je als zelfbenoemd ‘boeddhistisch’ therapeut beter resultaat scoort dan niet-boeddhistische collega’s? En waarom wijs je in het stukje niet naar het bij wel-ingelichte therapeuten bekende https://skepsis.nl/dodo-effect/ dodo-effect?