Stel je voor dat je weer eens zit te mediteren en dat het allemaal deze keer erg goed gaat. Je aandacht blijft redelijk bij de ademhaling hangen en wordt alleen af en toe afgeleid door voorbijgaande marginale gedachten. Opeens realiseer je je dat de ademhaling helemaal vanzelf gaat en dat de gedachten zich van niemand en niets iets aantrekken. Het is niet jouw ademhaling, het is gewoon ademhaling, het zijn niet jouw gedachten, het zijn gedachten. Je bent er niet, maar dat hoeft ook helemaal niet. Je begrijpt opeens wat de Boeddha bedoelde met zijn uitspraak dat de werkelijkheid zonder zelf is, anātman.