“Het is makkelijk om ons vast te houden aan grote namen uit het verleden en ons in groepsbijeenkomsten te buigen over de bronnen van eeuwenoude tradities.” schreef Jules Prast zo’n beetje aan het slot van zijn artikel Boeddhistische bevrijdingsparadigma’s (23 oktober 2013).
Daar ben ik het mee eens. Sterker nog, naar mijn mening is het niet alleen gemakkelijk om ons aan Grote Namen uit het verleden vast te houden, het is zelfs zeer verleidelijk om je er achter te verschuilen. Dat is veilig én comfortabel, want er kan je niets gebeuren wanneer je hun opgeschreven woorden citeert, doordat je alle kritiek daarop van je af kunt laten glijden, terwijl er misschien toch iets van de gloed van die Grote Namen op jou af mag stralen wanneer de woorden positief worden ontvangen.
Laat er geen misverstanden over bestaan: voor mij zijn Gautama Boeddha, Shinran, Dogen en Rinzaï grote namen. Net als Jezus van Nazareth, Mahatma Gandhi, Nelson Mandela en zelfs Mijn Echtgenote, waar waarschijnlijk geen lezer van het BD ooit van heeft gehoord. En ik vind het géén blasfemie deze voor mij Grote Namen bij elkaar te zetten. Het zijn namelijk namen van volstrekt verschillende individuen, die ieder voor zich voor mij uitermate waardevolle woorden hebben gesproken en bij leven nog steeds spreken. Wie ben ik om te twijfelen aan wat deze of die Grote Naam heeft gezegd? Ik twijfel niet gauw aan wat één van hen heeft gezegd. Zeker niet wanneer de woorden betrouwbaar zijn vastgelegd (hetgeen echter lang niet altijd 100% zeker is; vooral niet wanneer er geen authentieke audio-opnamen of eigenhandig door de Grote Naam geschreven teksten van bestaan). Maar twijfelen aan wat er is gezegd is één; de juiste interpretatie er aan geven is twee; het er vervolgens mee eens zijn is drie; en er op een juiste manier naar handelen is vier. Daar komt nog bij dat de betekenis van woorden, de interpretaties en de juiste wijze van handelen allemaal contextgevoelig zijn.
Wat wil ik hiermee zeggen? Naar mijn mening moet ik (van mijzelf) als volger van de Dharma alle mij beschikbare informatie voortdurend interpreteren en her-interpreteren door deze in de context te plaatsen waarin ik mijn stappen op de Dharmaweg wil zetten; met de bereidheid de volle verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de consequenties van die stappen. Dat is nogal wat, maar zo is het leven – vind ik.
Lukt mij dat? Op die vraag kan ik geen antwoord geven. Zolang ik leef kan ik mij niet onttrekken aan het gegeven dat “géén stappen willen zetten” óók een stap is: een soort pas op de plaats. Ik begrijp de vraag wel. Ben ik in staat alle beschikbare informatie voortdurend te interpreteren enzovoorts? Nee. Dat lukt mij niet. En ik heb voor mijzelf ontdekt dat het mij ook nooit gaat lukken. Daarvoor is er simpelweg veel te veel informatie beschikbaar. Ik heb voor mijzelf bepaald welke informatie ik essentieel acht (‘need to know‘), welke informatie waardevol (‘want to know”) en welke informatie niet ter zake doet (‘junk‘). Het kennen van Grote Namen heb ik in categorie twee geplaatst (‘want to know’). Wie wat heeft gezegd beschouw ik dus niet als iets essentieels. Het is nuttig, maar het is mij zeker geen strijd waard.
In mijn need to know-database – waar deze zich ook bevindt – heb ik inmiddels heel wat informatie opgeslagen die ik uit boeddhistische bronnen heb verkregen. En vervolgens mogen mensen mij eigenwijs vinden, een betweter, een ketter, een verdwaasde, een oproerkraaier of weet ik veel wat nog meer. Maar het is naar mijn inschatting juist deze informatie die keer op keer in de context van het dagelijks leven moet worden getoetst op de essentiële waarde ervan. Door dat te doen, worden er steeds meer onzuiverheden uit verwijderd. Wat overblijft is van een toenemende puurheid en daar staan géén Grote Namen meer onder of bij. Dat pure is van iedereen, en van Niemand in het bijzonder. Daarover met elkaar in groepen gaan spreken, kan alleen maar nieuwe onzuiverheden inbrengen.
Jules Prast zegt
Woorden schieten tekort
Mooi stuk
Gassho