Ineens zijn er gele hesjes. Knap gekozen symbool, zeker als de aanleiding de benzineprijs is.
Het viel me op dat in de media de hesjesbeweging wordt afgedaan als een vat vol tegenstrijdigheden en dus kansloos. Stilzwijgend is de maatstaf de politieke partij, met een consistent programma. Anders gezegd: protest tegen de elite valt plat omdat het niet voldoet aan de criteria van de elite.
Dat wringt.
Het heeft met identiteit te maken. De eerste connotatie bij dat begrip is die van een typerend setje kenmerken van een persoon, een groep, een organisatie. Die identiteit zorgt voor continuïteit en structuur.
Machtsuitoefening van ideologische, orthodoxe en politieke aard houdt dit soort identiteit in stand en is er van afhankelijk. De hesjesbeweging ontbeert deze identiteit.
Maar er is ook een identiteit in wording, meer proces dan structuur, nagestreefd door mensen die wel gemotiveerd zijn, maar aftastend praten. Als een verslaggever een microfoon onder hun neus duwt en vraagt: ‘waarom bent u hier?’, zeggen ze wat hun voor de mond komt.
Religies zijn begonnen als soortgelijke aftastende en ongesorteerde bewegingen, rond een kernsymbool. Op termijn ontstonden daaruit instituties met identiteiten van de consistente soort.
Eigenlijk verkennen de hesjesdragers het spelpotentieel van hun identiteit.
Piet Nusteleijn zegt
Potentieel zijn alle mensen ontevreden, dragen we allemaal een geel hesje. Wanneer ga je ermee naar buiten?
En waarom?
We moeten ons driftig gaan afvragen hoe het komt dat we ons zo onmachtig gaan voelen om met elkaar het leven, met alles wat daarbij komt kijken, te regelen en te besturen.