Om het hypostaseren af te leren, 2.
Leerling: Wat is het wezenlijke verschil tussen het relatieve en het absolute?
Meester: Is er een wezenlijk verschil tussen het relatieve en het absolute?
Leerling: Wat is de wezenlijke overeenkomst tussen het relatieve en het absolute?
Meester: Is er een wezenlijke overeenkomst tussen het relatieve en het absolute?
Leerling: Wat is het wezenlijke verband tussen het relatieve en het absolute?
Meester: Is er een wezenlijk verband tussen het relatieve en het absolute?
Leerling: Wat is het relatieve wezenlijk van zichzelf?
Meester: Is het relatieve wezenlijk wat van zichzelf?
Leerling: Wat is het absolute wezenlijk van zichzelf?
Meester: Is het absolute wezenlijk wat van zichzelf?
Leerling: Waar hebben we het anders over?
Meester: Hebben we het ergens over?
Leerling: Nu weet ik het helemaal niet meer.
Meester: Dan weet ik het ook niet meer.