Deel 1 van een interview in 13 delen over de onzienlijke lichtheid van niet-weten en de weidsheid voorbij alle wijsheid.
“Het licht denkt sneller te gaan dan alles maar het heeft het mis. Hoe snel het licht ook ergens heen gaat, het wordt altijd opgewacht door het duister dat het is voorgeweest.”
(Terry Pratcher in Maaierstijd)
Claire: Zou jij jezelf verlicht noemen?
Hans: Verlicht? Mij niet gezien. Niet-mij ook niet. Lichter misschien, opgelucht, jawel, maar verlicht?
Claire: Wat is daar mis mee?
Hans: Daar is niets mis mee. Verlichting is geen handelsmerk en ‘verlicht’ is geen beschermde titel. Iedereen mag zich zo noemen, van vuurvlieg tot gloeipeer.
Claire: Terecht, lijkt mij, het schijnt dat iedereen al verlicht is.
Hans: Het schijnt ook dat er eerst nog even iets moet gebeuren, al hoeft dat geen seconde te duren en is verlichting zelfs voor luie mensen binnen handbereik.
Er schijnen ook vijfhonderd wedergeboortes vol kommer en kwel nodig te zijn voor je uitgedoofd en wel de opiumkit van het nirwana wordt binnengereden, en dan moet je je al die tijd nog fatsoenlijk hebben gedragen ook.
Je ziet, er schijnt heel wat te schijnen in deze contreien; alleen al daarom is ‘verlicht’ mijn woord niet.
Claire: Wat is jouw woord wel?
Hans: Als ik mezelf per se iets moet noemen, dan maar verduisterd. Al is dat mijn woord niet.
Claire: Verduisterd?
Hans: Laat ik het maar meteen bekennen. Het is niet dat mijn derde oog is opengegaan en het Levende Licht heeft aanschouwd, of de Heilige Geest, de Waarheid, de Werkelijkheid, de Wijsheid Voorbij Alle Wijsheid, een Weten Zonder Woorden, de Kennis Zonder Leraar, of wat dan ook.
Claire: Jou is niets geopenbaard.
Hans: Ik ben alle inzichten kwijtgeraakt. Ze liggen in mijn bovenkamer opgebaard.
Claire: Geldt dat alleen voor jou of voor iedereen?
Hans: Geldt het voor jou?
Claire: Soms vraag ik me af of verlichting wel bestaat.
Hans: Het bestaat, als je verlichting definieert als het einde van dit soort vragen, van dit soort denken, van de zichtbare en onzichtbare onderscheidingen en aannames waarvan het is doordrenkt. Dan ben ik een levend voorbeeld.
Claire: Is dat hoe jij verlichting definieert?
Hans: Het is hoe ik niet-weten definieer.
Claire: Denk jij dat er aan anderen wel iets is geopenbaard?
Hans: Vraag maar aan anderen. Ik spreek alleen voor mezelf.
Claire: En als je voor jezelf spreekt?
Hans: Dan ben ik meteen uitgepraat. Ik weet het allemaal niet meer. Tot in de n-de graad. Dat gaat ver hoor. Niet-weten is een spel zonder grenzen. Ik weet niet eens meer of ik het allemaal niet meer weet. En ook niet of dat het toppunt van niet-weten is of het einde.
Claire: Je zit er tot over je oren in.
Hans: Ik ben er wel uit, ik kom er niet uit.
Claire: Het spelletje is uit.
Hans: En daar kan ik maar niet over uit.