Niet-weten is van ophouden weten.
Leerling: U hebt tenminste iets bereikt.
Meester: Jij zegt het.
Leerling: Maar wat?
Meester: Zeg dat wel.
Leerling: Wat zou u zeggen?
Meester: Niets.
Leerling: En als u toch iets moet zeggen?
Meester: Dat ik het niet-bereiken heb bereikt?
Leerling: Mooi.
Meester: Een hoogtepunt op mijn palmares.
Leerling: Maar niemand die het ziet natuurlijk.
Meester: Ik tenminste niet.
Leerling: Bedoelt u dat u het niet-bereiken toch niet hebt bereikt?
Meester: Och.
Leerling: Bedoelt u dat u het niet-niet-bereiken hebt bereikt?
Meester: Ach.
Leerling: Bedoelt u dat u het bereiken-en-niet-bereiken hebt bereikt?
Meester: Mwah.
Leerling: Bedoelt u dat u het bereiken-noch-niet-bereiken hebt bereikt?
Meester: Tja.
Leerling: Bedoelt u dat u het bereiken en het niet-bereiken en het niet-niet-bereiken en het bereiken-en-niet-bereiken en het bereiken-noch-niet-bereiken voorbij bent?
Meester: Hè?
Leerling: Bedoelt u dat u zelfs het voorbij zijn voorbij bent?
Meester: Stel je voor.
Leerling: Wat bedoelt u dan?
Meester: Waarmee?
Leerling: Bedoelt u soms niets?
Meester: Wanneer?
Leerling: Doelt u op niet-bedoelen?
Meester: Eh.
Leerling: Doelt u op het niets?
Meester: Jij geeft niet op hè?
Leerling: Nooit.
Meester: Je lijkt wel bezeten.
Leerling: Ik wil bereiken wat u hebt bereikt.
Meester: Dan zul je toch een keer moeten ophouden.