Braak liggen kun je overal.
‘Hoe noem je iemand die de ingrond heeft gerealiseerd?’
‘De ongrond?’
‘De ingrond, Hans. De grond van alles. Het Absolute. De Leegte. De Boeddhanatuur. Het Onveranderlijke. Bewustzijn. De Kenner. Dát.’
‘O, dat.’
‘Nou?’
‘Een fundamentalist, zou ik zeggen.’
‘Pardon?’
‘Wie wat realiseert die heeft wat.’
‘En jij dan?’
‘Nee, dan ik.’
‘Hoe noem je iemand die de ongrond heeft gerealiseerd?’
‘De ingrond?’
‘De ongrond. Ben je doof of zo?’
‘Een fundamentalist, zou ik zeggen.’
‘Hè?’
‘Wie wat realiseert die heeft wat.’
‘Wat maakt dat jou?’
‘Ik zou het ook niet weten.’
‘Maar jij hebt toch de ongrond gerealiseerd?’
‘Wat ben ik, een fundamentalist?’
‘Jij bent toch van niet-weten?’
‘Wat ben ik, een fundamentalist?’
‘Heb je soms iets tegen fundamentalisme?’
‘Wat ben ik, een fundamentalist?’
‘Dus jij hebt niets gerealiseerd?’
‘Wat ben ik, een projectontwikkelaar?’