Veertiende van tweeëntwintig metaforen voor spirituele verlichting.
‘Wat moet ik me voorstellen bij verlichting, Hans?’
‘Geen idee.’
‘Een hogere identiteit?’
‘Hè?’
‘Je oorspronkelijke gezicht, je ware aard, je diepste wezen, je hoogste zelf, je onveranderlijke kern, je essentie, je boeddhanatuur of zo?’
‘Hoe bedenk je het.’
‘Wat ben jij ten diepste?’
‘Wezenloos.’
‘Wat moet ik me dan voorstellen bij verlichting?’
‘Geen idee.’