De metafysica van het ongerijmde.
Leerling: Alles is toeval.
Meester: Deze zin ook?
Leerling: Alles.
Meester: Hoe weet je dan of hij waar is?
Leerling: Waarom zou hij niet waar zijn?
Meester: Omdat hij dan bij toeval tot stand gekomen is?
Leerling: Daarom kan hij nog wel waar zijn.
Meester: Dat zou wel heel toevallig zijn.
Leerling: Alles is toeval.
Meester: Dus niets is noodzaak?
Leerling: Dat moet dan wel, hè.
Meester: Moeten is noodzaak.
Leerling: Alles is toeval.