‘Wat is weten?’
‘Een januskop.’
‘Een wat?’
‘Een god met twee gezichten.’
‘Waarom noem je het een god?’
‘Omdat iedereen het aanbidt.’
‘Wat zijn de twee gezichten van weten?’
‘Gewoon weten en weten van niet-weten.’
‘Wat is weten van niet-weten?’
‘Een schijngestalte van niet-weten.’
‘Wie trapt daar nou in.’
‘Doordenkers.’
‘Zoals?’
‘Laozi, Socrates, Sextus Empiricus…’
‘Maar wat is dan niet-weten?’
‘Niet-weten is geen gezicht.’