Wat is het dat zich in geen enkele bewering laat vangen?
Zelfs niet in een oneindige?
Zelfs niet in een eeuwig stamelen?
Inderdaad: niet-weten.
Precies dit onbewijsbare, zelfvernietigende van-niets-weten.
Dat dus eigenlijk een niet-weten tussen aanhalingstekens is.
Een ‘niet-weten’.
Zelfs van niet-weten weet het niet, en daarmee keert het weten als een boemerang terug.
Maar niet het voormalige, het vanzelfsprekende, het verleidelijke, het grootste, het meeslepende WETEN!
Slechts de schaduw daarvan.
Een weten tussen aanhalingstekens.
Een ‘weten’.
Voorgoed gegijzeld door niet-weten.
Dat zelf ook al tussen aanhalingstekens stond.