Toen Dajue tijdens zijn bedevaart Linji aandeed, stak deze zijn vliegenkwast in de lucht, waarop Dajue zijn meditatiekleedje spreidde. Linji legde zijn kwast neer, Dajue vouwde zijn kleedje weer op en meldde zich in de meditatiezaal. ‘Zeker familie van de meester,’ mopperden de monniken, ‘Dajue maakte geen buiging of niks en hij kwam er gewoon mee weg.’
Linji liet Dajue halen. ‘De anderen klagen dat je mij niet correct begroet hebt’, zei hij. ‘Hoi’, zei Dajue, en keerde terug naar de meditatiezaal.