Meester Tja zegt:
Woorden zijn wanen
Trillingen in de lucht
Krabbels op papier
Wie Tja heeft
houdt ze kort
en onthoudt ze
niet
Niet die van de moralisten
Niet die van de idealisten
Niet die van de optimisten
Niet die van de realisten
Niet die van de pessimisten
Niet die van hemzelf
Niet die van de voorouders
Niet die van de wijsgeren
Niet die van de journalisten
Niet die van de columnisten
Niet die van de nihilisten
Niet die van hemzelf
Niet die van de ijveraars
Niet die van de handelaars
Niet die van de kluizenaars
Niet die van de femelaars
Niet die van de tollenaars
Niet die van hemzelf
Niet die van de goden
Niet die van de theologen
Niet die van de mystagogen
Niet die van de exegeten
Niet die van de farizeeërs
Niet die van hemzelf
Niet die van de meesters
Niet die van de goeroes
Niet die van de priesters
Niet die van de roshi’s
Niet die van de lama’s
Niet die van hemzelf
Want woorden zijn manen rond de mind
Gangmakers van het golvende gemoed
De weetniet gebruikt hun macht
om hun macht over hem te breken
Hij laat zich niet meer verwoorden
Ook niet door deze woorden
Wie Tja heeft
onthoudt ze
niet
Geïnspireerd door hoofdstuk 60 van de Daodejing