Geïnspireerd door hoofdstuk 49 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
Nooit eigent de wijze zich andermans hart toe. Nooit eigent hij zich zijn eigen hart toe. Maakt hij zich toch een hart eigen, dan staat hij het gauw weer af.
De wijze denkt niet in termen van goed en fout, en zo komt alles goed. Denkt hij toch eens in die termen, dan vindt hij dat niet goed of fout, en zo blijft alles goed.
Hij denkt niet in termen van wijs of dwaas. Denkt hij toch eens in die termen dan vindt hij dat niet wijs of dwaas.
Wie oneerlijk is gelooft hij niet. Wie eerlijk is evenmin. Ook dit gelooft hij niet, noch dit, en zo ontstaat vertrouwen. Vertrouwen zonder basis.
Vertrouwen zonder basis is onwankelbaar. Dit heet: Groot Vertrouwen. Sommigen noemen het Groot Wantrouwen of Grote Twijfel. Alleen de naam verschilt.
De wijze neemt niets, wat hij ook neemt. Hij heeft niets, wat hij ook heeft. Hij geeft niets, wat hij ook geeft. Daarom valt er geen verhaal bij hem te halen.
Wie toch zijn ogen tot hem richt, schenkt hij zijn kinderlijke blik. Hij hoeft hem niet terug, dat niet, maar ziet hem graag terug.