Geïnspireerd door hoofdstuk 37 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
Het Tja bestaat erin niets te weten en dat te vergeten. Niets te doen en dat te laten. Alles te doorzien, ook het doorzien. Is een geest in staat het Grote Tja te bewaren, dan verliezen gedachten hun magie.
Ren je achter ideeën aan als een hond achter zijn staart? Brengen ze je onweerstaanbaar in beweging? Kun je hun betovering niet weerstaan?
Wie Tja heeft bestookt ze met vragen, ontwapent ze met alternatieven, ontnuchtert ze met stilte, brengt ze tot vrede met de eenvoud van niet-weten.
In een onzeker heden komt de geest tot rust. Zonder schijnzekerheden uit toekomst en verleden. Zonder illusies, vrij van de illusie vrij van illusies te zijn, valt er niets meer te doen of te laten.
Ook deze gedachten verliezen dan hun magie.