Wat het evolutietaboe funest maakt, is dat het oorlog in de kaart speelt. Door de evolutie te negeren, lijkt oorlog iets van alle tijden. Door ons alleen te concentreren op historische tijden, dus op de ruim 5000 jaar dat mensen in staten leven en we over geschreven bronnen beschikken, lijkt het al gauw dat oorlog er altijd is geweest. Maar zo zien we maar een enkel procentje van de menselijke geschiedenis – en uitgerekend het procent waarin het oorlogsfenomeen zich al volledig had ontwikkeld. Met een dergelijke reductie houden we een misantropisch fantasiebeeld in leven dat ons allemaal schaadt: de mens is een ten diepste oorlogszuchtig wezen. Het is allesbehalve toeval dat juist de autocraten en populisten van deze wereld graag op de gewelddadigheid van de menselijke natuur wijzen en daaraan het recht ontlenen om met sterke hand te regeren. Het is dringend nodig om ook de overige 99% van de menselijke geschiedenis erbij te betrekken en zo een wetenschappelijk gefundeerde basis te creëren die ons staat stelt tot handelen. Daarom luidt een van de centrale stellingen van dit boek: het fenomeen oorlog is nog absoluut niet in zijn volle omvang begrepen (bladzijde 15 – 16).
Een geschiedenis van de oorlog
Waarom voeren mensen oorlog? Er is geen lol aan, het geeft een hoop rommel en het is erg ongezond. In een recent verschenen boek – Waarom we vrede willen maar oorlog voeren – proberen een archeoloog, een historicus en een evolutiebioloog een antwoord te vinden op deze zeer actuele vraag. Er zijn in het verleden trouwens wel eens eerder suggesties gedaan voor een antwoord. Zo zou oorlog in de menselijke genen zitten of een manier zijn van de evolutie om de zwakkeren geen nakomelingen te laten krijgen, of een soort straf van God. Al deze suggesties zijn echter niet gebaseerd op feiten en dus vonden de schrijvers het hoog tijd voor een wetenschappelijk onderzoek. Het resultaat van dit onderzoek is verschenen in de vorm van een meeslepend boek met de titel Der Evolution der Gewalt. Warum wir Frieden wollen, aber Kriege führen. Eine Menschheitsgeschichte. Het boek is inmiddels door Marten de Vries vlekkeloos in het Nederlands vertaald.
Het boek bestaat uit vier delen. In deel één wordt afgerekend met de mythe dat de mens van nature oorlogszuchtig is. In deel twee wordt de rol van de evolutie bekeken bij het ontstaan van het instituut oorlog. Deel drie gaat over de ontwikkeling van het instituut oorlog en deel vier beschrijft de oorlog als politiek instrument van de natiestaten.
De mens wil vrede
Het eerste deel is bedoeld om het misverstand uit de wereld te helpen dat mensen van nature tot geweld neigen. Dit misverstand wordt onder andere beschreven in de mythe van Kaïn en Abel, maar volgens de schrijvers is dit verhaal zowel theologisch als historisch onjuist. Het verhaal is blijkbaar een symbolische weergave van de oorlogszuchtige houding van enkele nomadenstammen, bijvoorbeeld de Kenieten. In werkelijkheid, dit weten we nu dankzij het onderzoek van antropologen als Franz Boas en Margaret Mead, is de meerderheid van de mensen op deze wereld vredelievend.
Evolutie
Het tweede deel van het boek benadert de oorlog via de evolutie. Hier wordt uitgelegd dat de mens gedurende 99% van zijn bestaan van 2 ½ miljoen jaar jager-verzamelaar is geweest. Deze manier van leven heeft dus de mens het meeste bepaald. Alleen als de mensen met elkaar samenwerkten en elkaar steunden en hielpen, konden ze overleven (bladzijde 55). Deze solidariteit is een groot verschil tussen de mensen en de mensapen. Niettemin is de mens genetisch nauw verwant aan de chimpansees en bonobo’s. De eerste soort mensapen voert wel eens oorlog, de tweede zelden of nooit. Dit verschil blijkt samen te hangen met het optreden van voedselschaarste. Hoe minder voedsel er te vinden is, hoe hiërarchischer en gewelddadiger de groep wordt. Sommige chimpanseegroepen “leven in voortdurende staat van oorlog” (bladzijde 99). Dat komt echter door hun leefomstandigheden en niet door hun genetische aanleg.
Doordat in de oertijd de eerste mensen zichzelf en elkaar door samenwerking in leven hielden, had voor hen een oorlog alleen maar nadelige gevolgen. Het was gevaarlijk, kostte een hoop energie en je maakte er alleen maar vijanden mee. Wat dat betreft is er nog steeds weinig veranderd. Wat wel in elk mens aanwezig is, is de neiging om de groep te dienen. In gevaarlijke omstandigheden kun je niet alleen overleven, je hebt elkaar nodig. Iemand van een andere groep wordt zo automatisch een bedreiging. Verder hebben we de neiging om een leider te volgen in moeilijke omstandigheden. Als er gevaar is, moet je iemand hebben die zegt wat je moet doen.
Mensen zijn van nature niet geneigd elkaar te doden, daar moet je voor oefenen en afstompen. Chimpansees kunnen wel helemaal losgaan op een zwakke tegenstander, die dan door de groep wordt verscheurd. Ze worden hier erg opgewonden van. Gemeenschappelijke agressie komt meer voor bij mannen dan bij vrouwen, omdat ze gewend zijn om allianties te vormen. Vrouwen zijn veel individualistischer (bladzijde 124). Aan de andere kant hebben alleen mensen een gevoel voor rechtvaardigheid en empathie, dus veel conflicten worden vreedzaam opgelost.
Archeologie
De archeologie kan ons veel nieuws leren, staat in deel drie te lezen. We worden volgens de schrijvers nog steeds beïnvloed door mythen. Deze religieuze verhalen die eens ter vermaak aan het kampvuur werden verteld, hebben ons opgescheept met een hoop onterechte vooroordelen. Een ervan is het vooroordeel dat het verleden bestond uit een strijd van ieder tegen ieder en dat we nu beschaafd geworden zijn.
Bij de overgang van nomadische jager-verzamelaarsculturen naar een bestaan van landbouw en veeteelt ontstaat het eerste georganiseerde geweld. In het begin is dit nog erg sporadisch. Het ontstaat als een stam zich op een voedselrijk stukje grond gaat vestigen en de verleiding voor andere stammen te groot wordt en men een overval gaat plegen. Het geweld neemt echter toe door klimaatverandering, waardoor er schaarste ontstaat. Daarnaast zijn landbouw en veeteelt zo succesvol, dat er een bevolkingsdruk ontstaat. Opgravingen getuigen van overvallen op nederzettingen waarvan alle bewoners worden uitgemoord. Soms worden de jonge vrouwen als oorlogsbuit meegenomen.
De mythes uit die tijd getuigen ook van een toename van het geweld. De belangrijkste goden worden strijders die hun tegenstanders verslaan en daardoor orde en beschaving creëren in de chaos (bladzijde 198). Nog steeds rechtvaardigen veroveringszuchtige dictators zich met het excuus dat ze door hun veroveringen cultuur brengen. De eerste conflicten ontstaan tussen boeren die land als eigendom claimen, en nomadische stammen die dit onrechtmatig vinden. Het is eigenlijk hetzelfde scenario als wat zich afspeelde toen kolonisten uit Europa naar de Verenigde Staten emigreerden en zich stukken land toe-eigenden, omdat dit “toch van niemand was”. Je zou kunnen zeggen dat deze zucht naar het je toe-eigenen van wat niet door een ander is toegeëigend nog steeds kenmerkend is voor het huidige kapitalisme.
Er ontstonden nieuwe bedreigingen: doordat bij landbouw en veeteelt de mensen dichter bij elkaar gingen wonen, ontstonden er problemen met de hygiëne en daardoor epidemieën. Er sprongen ook ziektes over van het vee naar de mens. Daarnaast kon het ook gebeuren dat een boer zijn buren vermoordde en hun grond inpikte wanneer zijn eigen grond was uitgeput. Boeren konden nu in grote mate zelfvoorzienend zijn en werden daardoor minder afhankelijk van de hulp van anderen. Daardoor lag het meer voor de hand om in vreemden potentiële vijanden te zien die je maar het beste meteen kan afslachten. De schrijvers noemen dit een van de meest ingrijpende mentaliteitsveranderingen in de geschiedenis van de mens (bladzijde 204). Nog steeds is in agrarische gebieden de vreemdelingenhaat het sterkste.
Mensen worden soms zelfs verplicht om geweld uit te oefenen, want wie dat niet doet “verliest zijn eer” en wordt door de groep later alsnog gestraft. Als zo iemand later opnieuw slachtoffer wordt van geweld, kan hij niet meer op de hulp van zijn gemeenschap rekenen. De eer van verwanten en voorouders moet vaak ook in stand worden gehouden en eventueel geweld waarvan zij slachtoffer zijn geworden moet door nazaten alsnog worden gewroken.
Door de landbouw gingen de mensen eenzijdiger eten en ze moesten er ook nog eens heel hard voor werken. Daardoor waren de eerste boeren kleiner en minder gezond dan de jager-verzamelaars. Ze hadden vaker last van tandbederf en leefden korter. Dit gold nog meer voor de vrouwen, omdat ze vaker zwanger werden en daardoor hun lichaam sneller uitputten. Dit leidde op zijn beurt weer tot vrouwenroof. Het veroorzaakte ook een verschil in macht tussen beide seksen en grote verschillen tussen arm en rijk. Een rijk man kon zich nu veroorloven meerdere vrouwen te hebben. Bovendien werd het bezit van vader op zoon doorgegeven, zodat de oudste zoon alles erfde en de andere zonen berooid achterbleven die dan maar op avontuur gingen en door geweld op hun beurt ook rijk probeerden te worden. De conflicten tussen broers komen in veel mythes en sprookjes terug.
Oorlog werd nu een zichzelf in stand houdend systeem waar niemand aan kon ontsnappen, het was ieders plicht en bovendien is aanval de beste verdediging (bladzijde 218). Je moet oorlog voeren ook al ga je eraan onderdoor. Veel mensen zagen dit ook wel in en zo kwamen er soms een soort geritualiseerde schijngevechten.
De staat van oorlog is de oorlog van de staat
Het vierde deel beschrijft de oorlog zoals we die uit de geschiedenisboeken kennen. We leven in een dierentuin die we zelf hebben ingericht en ruziën voortdurend over de kooien. Dit gaf veel conflictstof voor oorlogen tussen de staten. Mensen hebben volgens de schrijvers ooit tegen wil en dank staten gevormd. Je bent in een staat immers niet vrij, je moet het leger in en je moet belasting betalen.
In de bronstijd vond de eerste globalisering plaats, omdat koper en tin van overal vandaan moesten komen. Dit vroeg om organisatie en hiërarchie. Al gauw bleek dat het geweldsmonopolie van heersers een praktische oplossing was. Als het ijzer wordt ingevoerd, verdwijnt de noodzaak van grote staten weer omdat ijzererts op veel plaatsen beschikbaar is. Een staat ontstond in het begin vanwege een gemeenschappelijke taak, zoals het onderhoud van een irrigatiesysteem of de opslag van de oogst. In 3300 v.j. werd het schrift uitgevonden en dat was handig voor het bijhouden van de taken en werkzaamheden. Volgens sommige antropologen is het schrift een uitvinding van de staat en daarom wordt de staat beschreven als iets natuurlijks dan wel noodzakelijks (bladzijde 236).
Oorlogen brengen dictators voort, maar ook omgekeerd (bladzijde 249). Bovendien blijft elke dynastie volgens de schrijvers gewoonlijk maar een paar generaties aan de macht. De machtswisseling gaat meestal gepaard met een hoop bloedvergieten. Er ontstaat daardoor een verheerlijking van geweld en een cultus van de overwinnaar, de held.
Een invloedrijke factor om een oorlog te beginnen is steun van de god of goden. De hemel is wat dat betreft een afspiegeling van de politiek. De Joodse god heeft bijvoorbeeld zijn persoonlijkheid te danken aan de Assyrische tirannen die de wreedste waren die de mensheid ooit gekend heeft (bladzijde 302 – 303). God is de tiran der tirannen. De bijbel staat vol met verzonnen verhalen die maar een enkel doel hadden: de absolute macht van God bewijzen. Daardoor kregen de mensen de hoop dat ze bevrijd zouden worden als ze maar vaak en strikt genoeg zouden gehoorzamen (bladzijde 306 – 307).
De vooruitgang
De mensen zijn volgens de schrijvers in hun eigen verzinsels verstrikt geraakt. In de staat komen drie verzinsels samen: dat van de vooruitgang, dat van een natiestaat en dat van een absolute god of een absolute wetenschap. Wetenschap en technologie staan in dienst van de oorlog en omgekeerd. De mensen zijn slaven van de oorlog, zij kunnen niet anders. Misschien hopen de schrijvers dat zij leren nadenken en hun waanzin beseffen. Ze geven er met dit boek in elk geval een bijdrage aan.
Ze geven wel toe dat de democratie een middel is om het geweld te beperken. Dit geldt ook voor verdragen en internationale diplomatie. In de dierenwereld wordt geweld soms ook gepleegd als communicatiemiddel, als afschrikking, dit is blijkbaar nu in onze tijd bij de mensen ook het geval, onder andere bij de kernwapenwedloop.
De schrijvers eindigen echter hoopvol. Ik vat hun conclusies hier maar even samen. De mens is niet veroordeeld tot oorlog, hij verlangt altijd naar vrede. Oorlog is altijd het product van een aantal lege heethoofden, waar dan een onnadenkende menigte achteraan loopt. Mensen zijn van nature ook niet oorlogszuchtig. Wel moet aan staten het recht op oorlogvoering worden ontzegd. Grote ongelijkheid in rijkdom en macht moet worden tegengegaan, want dat dwingt tot geweld. Dit geldt ook voor ongelijkheid tussen de seksen en rassen. Oorlog moet ten slotte door alle religies worden veroordeeld.
Het boek leest als een trein en van het lezen ervan heb ik veel geleerd. Het is gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek en wat Europa en het Midden Oosten betreft vrij compleet. Er wordt echter maar zelden verwezen naar Azië, hoewel daar zich juist een interessante geschiedenis heeft voltrokken die de conclusies van het boek gedeeltelijk bevestigt, maar ook nuanceert.
Een gemis is dat er niet wordt verwezen naar de relatie tussen oorlog en kapitaal en de “sublimatie” van fysiek geweld in financiële onderdrukking. De motor van de economie is groei en dat is in wezen het in bezit nemen van kapitaal dat nog niet iemands eigendom is. Zonder groei stort het economische stelsel in elkaar en nu de grenzen van de groei zijn bereikt moet het systeem zichzelf parasiteren. We zien dit aan de klimaatramp en het zal opnieuw leiden tot oorlog.
Het leidt ook tot het bombardement van reclame en aandachtvragend mediagebruik waardoor veel mensen een voortdurende staat van crisis en tekort ervaren. De economie eist consumptie, eist tekorten en armoede. Dit speelt dictators in de kaart. Armoede leidt tot geweld en geweld leidt tot oorlog. Veel oorlogen worden nu om economische redenen gevochten.
Het boek geeft in elk geval veel stof tot nadenken, het is boeiend en een genot om te lezen.