Bestaat God? Wij zeggen allebei hetzelfde: “ik weet het niet.” Er is volgens mij geen mens in de hele wereld die dat weet. Je kunt er wel heel zeker van zijn of ervan overtuigd zijn, maar dat wil niet zeggen dat je het wéét. Geloof bleef ik als een soort diep existentieel vertrouwen: ik vertrouw erop dat God bestaat, en daar heb ik mijn levenskeuze op gebaseerd. Mijn geloof in God is te situeren in de overtuiging dat er op een of andere manier ultieme zin voor het bestaan is. Beter zo is? Natuurlijk niet. Zelfs de grote mystieken kennen de zogenoemde donkere nacht waarin Gods totaal afwezig lijkt (bladzijde 143).
Tweegesprekken
De uitgeverij Otheo Books heeft het plan opgevat om een serie boeken op de markt te brengen met dialogen van bekende mensen. In een recent boek komen de Belgische theoloog Peter Schmidt en de filosoof Jean Paul van Bendegem aan het woord. Ze spreken met elkaar over wat zij beschouwen als de belangrijkste levensvragen. Het feit dat een gesprek over deze vragen in een boek wordt uitgegeven, bewijst dat ze ook verwachten dat veel mensen in het Nederlands taalgebied deze levensvragen interessant vinden.
Wat zijn dan die vragen? Gelukkig is het lijstje overzichtelijk: de vraag naar de zin van het leven, de vraag naar wie je bent en de vraag naar de relatie tussen talen werkelijkheid. De hoofdstukken over deze drie vragen worden opgevolgd door twee andere hoofdstukken, maar dat zou ik eerder actuele problemen dan levensvragen willen noemen. Het gaat hierbij om de klimaatproblematiek en de onzekerheid van een goede afloop.
De zin van het leven
De vraag naar de zin van het leven is een goede opening, want als het leven geen zin heeft, heeft een discussie over de zin van het leven ook geen zin. Beide heren zijn oud en wijs genoeg om deze conclusie te vermijden zonder met een preek te eindigen. Ze blijken het roerend eens met de conclusie dat er op deze vragen geen antwoord mogelijk is, maar dat het wel zinvol is om er over na te denken.
Eigenlijk zijn de heren het altijd met elkaar eens. Als bijvoorbeeld Van Bendegem de euvele moed heeft om de filosoof Jean-Paul Sartre te citeren: l’enfer c’est les autres (de hel dat zijn de anderen), dan noemt de katholieke theoloog dit een oneliner en een halve waarheid, waarna Van Bendegem zich haastig corrigeert. De dialoog knettert of schuurt dus allerminst en leent zich derhalve uitstekend om te lezen vlak voor het slapengaan.
Een opmerkelijke passage vond ik onderaan bladzijde 31 en bovenaan bladzijde 32, waar Van Bendegem zegt: Met een begrip als liefde heb ik het moeilijk. Zeker in deze fase van mijn leven gaat het voor mij eerder over zorgzaamheid, er zijn voor de ander. Schmidt antwoord daarop: Dat is zelfs een mogelijke betekenis van de naam waarmee God zich in het boek Exodus openbaart aan Mozes: JHWH, “ik ben er”! Afgezien van het feit dat de manier waarop de nazaten van Mozes menen er voor de ander te moeten zijn nogal wat vragen oproept, maken de heren in hun vraag-en-antwoord-spel vaak enorme associatieve sprongen. Dit is niet te danken aan een grote geestelijke lenigheid, maar meer aan het feit dat beide professoren opgesloten zitten in hun eigen vakgebied.
Wie ben ik?
Zelfkennis is iets dat groeit met de jaren, maar ze blijft gebrekkig. De heren zijn het erover eens dat niemand zichzelf helemaal kan kennen. De heren zijn nu op leeftijd en bespreken de voor- en nadelen van de ouderdom. Zo voelen ze zich minder gedwongen om zich aan de conventies te houden en zijn vrijgesteld van de dwang van het werk. Van Bendegem haalt zelfs wel eens streken uit, zoals die ene keer dat hij een tienermeisje dat buiten adem was van een sprint naar de tram zijn zetel aanbood. De deugniet! Vanwege de voorzieningen die er nu bestaan is het oud worden beter te dragen dan vroeger. Er vallen echter ook veel vrienden en familieleden weg. Dit betekent meer eenzaamheid, maar daar kunnen beide heren goed tegen.
Taal en werkelijkheid
De taal bepaalt volgens beide heren onze werkelijkheid. Hoe zit het dan met God? Is dat ook iets dat er alleen maar is doordat we erover praten? Nou, zo ver willen de heren niet gaan. En hoe zit het dan met normen en waarden? Van Bendegem is ervan overtuigd dat de taal is voortgekomen uit geluiden die men maakte als tekens bij het samenwerken, bijvoorbeeld als men met een groep een groot dier moest doden. De taal is dus eigenlijk gebaseerd op de praktijk.
De taal blijkt bij nader inzien niet de werkelijkheid zelf te zijn, maar een afbeelding ervan en daarom geeft ze de werkelijkheid nooit helemaal weer. Zo zit de taal logisch in elkaar, maar de logica is nergens op gebaseerd. Zij bestaat alleen maar uit conventies, stilzwijgende afspraken. En dan is er gelukkig ook nog de taal die bewust van de werkelijkheid af wijkt om deze te relativeren: de humor.
Het klimaat
Wat het klimaat betreft zitten we met de hele wereldbevolking volgens de heren op een soort Titanic. We zijn aan het zinken, we willen het alleen niet weten. Deze vaststelling is een mooie gelegenheid om het verhaal van de Titanic uit te diepen en interessante details ervan nog eens de revue te laten passeren. Helaas wordt het klimaat er niet beter door.
Het klimaatprobleem is trouwens een taaie kluif voor de theoloog, want het wijst erop dat de schepping toch wat gebreken vertoont. Bovendien is er weinig reden voor hoop op een goede afloop, daar zijn de heren het wel over eens.
Hoop
Beide heren mogen echter toch graag nog wat hopen, niet te veel natuurlijk, het moet wel rustig blijven. Van Bendegem is hier zichzelf weleens te buiten gegaan: Wat voor mij het dichtst komt bij het vermoeden van een ultieme zin in de werkelijkheid is te zeldzaam ervaring mij echter deel te weten van het universum…Even onverwacht als zo’n diepe ervaring van het ultieme komt, gaat ze vanzelf weer voorbij. Nu, gelukkig maar, of je zou in een na rare toestand terechtkomen (bladzijde 144-145). Gelukkig heeft Van Bendegem wel veel vertrouwen in de medemens en het samenwerken aan een betere toekomst. Daarom is hij vrijmetselaar geworden. Een tegenvaller is dan wel dat beide heren moeten bekennen dat de zin van het universum en van de toekomst dus niet kan worden gekend. Van Bendegem verwijst naar het boek “A Hitchhiker’s guide to the Galaxy”, waarin een supercomputer deze zin uitrekent en als antwoord geeft “42”. Helaas konden zijn studenten deze verwijzing niet begrijpen omdat ze het boek niet kenden.
Interessant gekeuvel
Het boek leest prettig, maar zoals gezegd, bevat het geen uitspraken waardoor de lezer van zijn of haar stoel valt. Op de kaft staat dat Frederique Vanneuville de auteur is, blijkbaar heeft zij het gesprek opgetekend. Door deze redactie zijn de kenmerken van de spreektaal, de levendige ah’s en oh’s verdwenen, wat een kunstmatige en onderkoelde indruk geeft.
Het boek staat vol interessante anekdotes en beide heren verstaan de kunst om moeilijke onderwerpen in een paar woorden voor elke lezer duidelijk te maken. Voor sommige lezers is het gesprek misschien wat gezapig. Ik vond het zelf een nadeel dat de theoloog kritiekloos de naïeve eeuwenoude standaardmythe van de bijbel volgt. Er zijn de laatste honderd jaar archeologische en antropologische ontdekkingen gedaan die deze mythe volledig ontkrachten. Dit maakt zijn bijdragen nogal voorspelbaar.
Voor lezers die door de aangeroerde onderwerpen nieuwsgierig zijn geworden staat er een korte leeslijst aan het einde van het boek. Kortom: een aardig boek voor in de vakantie.