De redactie van het Boeddhistisch Dagblad is geïnteresseerd in de ervaringen van mensen die het boeddhistisch pad volgen. De leer bestuderen en praktiseren. Al of niet op een kussen of in een sangha of in je eentje. Ben je zo’n iemand en wil je je ervaringen delen- hoe je het boeddhisme hebt ontdekt, wat het je opbracht en niet, je teleurstellingen en hoop, je verwachting, welke richting je volgt en waarom, of als je het boeddhisme weer hebt verlaten- stuur ons jouw ervaringen in een niet zo’n heel lange tekst toe om in de serie Boeddhistische doeners en denkers gepubliceerd te worden.
De hitte in de sauna voelt vertrouwd aan. Hij prikt. Na enige minuten openen zich alle poriën van mijn lichaam. Tegelijk, lijkt het. Overal druipt het zweet. Ik sluit mijn ogen. Adem in door mijn neus, diep tot in mijn buik; adem uit.
De deur. Ik open in een snelle flits mijn ogen. Twee dames en een heer. Een aantal lange ogenblikken wordt de weldadige stilte doorbroken door het gestommel van houten hoofdsteunen op de houten banken. “Nee John, ik heb hem al omgekeerd. Nee-hee John, ik heb hem al omgekeerd”. De man verstart een fractie van een seconde in zijn ingezette beweging en mompelt: “sorry, had ik niet gezien” en strekt zich uit op zijn gespreide handdoek.
De weldadigheid keert terug. Enkel het sonore geblaas van de kachel en af en toe het klateren van water dat automatisch wordt opgespoten zijn rustige melodieën die de stilte vergezellen. Ik adem diep in, ik adem regelmatig. Adem in via mijn neusgaten tot diep in mijn buiken en adem uit. Ik volg de adem op haar weg naar buiten.
“Oh moedergodin, eeuwige geest, pranjaparamita, perfectie van wijsheid. Oh boeddha’s, bodhisattva’s, meesters, sjamanen en helpers, moge…” ik geef me over aan mijn gebed, mijn dagelijkse mantra waarmee ik mijn dagelijkse meditatie-beoefening start.
De sauna. Eén van de vele praktijkruimten op het pad dat ik bewandel. Boeddhistisch pad? Of gewoon levenspad?
Hoe is dit alles begonnen?
Ooit ergens heb ik ontdekt dat ieder mens als Boeddha wordt geboren. Als bewustzijn, nog onbewust van de weg en zijn heerlijkheden en hindernissen. Een bewustzijn dat ‘onbevlekt’ door deze wereld en deze tijd op pad moet. Of het wil of niet.
De geboorte van mijn pad in deze wereld vond ruim zeventig jaar geleden plaats. IK (wie zegt hier IK? Mijn ego dat zich vormde? Een andere stem?), ik kwam terecht op een plek vol grofheid, alcoholmisbruik, ruzie en geweld. Alles in mijn bewustzijn richtte zich op overleven. Dagdromen. Verzet. Vlucht. Afwijzing. Afwijzing van een wereld waarin de pijn van een wrede jeugd zich duizendvoudig herhaalde.
Na drie decennia weerzin, weerstand, afwijzing en vluchten koos een andere stem positie in mijn bewustzijn. Ik kende hem niet, wist wel dat hij bestond. De stem van acceptatie en vergeving, een stem die zich aandiende in dichterlijke bewoordingen. Hij was daar. Ineens. Drukte zich uit, manifesteerde zich, onder meer in het volgende gedicht:
Herboorte
Te kort leerde zijn jeugd
hem
als een kind te leven.
De jonge jaren
rafels,
als spinrag
in zijn brein.
Het kind in hem
leek
eeuwen gestorven reeds te zijn.
Maar stormen
bliezen spinrag, het rafelig gordijn.
Het kind
bleek niet gestorven,
verborgen slechts te zijn.
Met felle barensweeën,
met pijn en ademnood
wordt het kind in hem
herboren
’t is immers al zo groot.
Deze stem opende deuren naar nieuwe perspectieven. Hij hielp om de focus niet enkel te richten op het helledeel van deze wereld, maar ook op het goddelijke in dit zijn.
Het openen van de spirituele dimensie.
Een vakantie met een vriend in Finland, jaren geleden, bracht een volgende ommekeer. De Saami-man met zijn ‘vrijstaat’ en zijn hond (‘de minister van defensie’) en zijn vrouw ontvingen ons allerhartelijkst. In het ritueel dat hij ons aanbood, opende hij bij onze slaap onze spirituele dimensie. Pas later, achteraf begrepen, heb ik deze handeling gezien als meer dan een bijzondere vakantie-ervaring.
Boeken. Er zijn veel boeken die mij hielpen in het verder openen van het zicht op de spirituele dimensie. Het ‘inademen’ van het boek van Jos Stollman, ‘Zenmeester Jezus’ en een cursus meditatie openden mijn spirituele hart.
En dan die zaterdag. Zo’n vijftien jaar geleden. Mijn geliefde reikt me een kleine annonce aan uit de krant met de woorden ‘echt iets voor jou’. Een advertentie voor een reis naar Nepal en Tibet: ‘Discover Buddhism’. Een reis waarin ik bij het Tsurpu klooster in Tibet tijdens een meditatie op een heilige plek een boeddha ontmoette. Mijn angst evenwel nam de boeddha verschijning waar als een grote, zwarte hond. Als ik hem met angstige woorden verjaag en hij waardig het struikgewas in schrijdt, voegt hij me met heldere stem toe “wees niet zo bang, Wouter”.
De reis naar Nepal en Tibet kende een stevige voorbereiding. Ik las boeken over en van de Dalai Lama. Er waren kennismakingslessen bij het Maitreya Instituut. Maar het meest diepgaande effect en inzicht werd mij aangereikt door het ‘Tibetaanse boek van leven en sterven’. Een tekst die, ondanks de deconfiture van de schrijver, in mijn geest bewaard blijft als één van de meest verhelderende, diepgaande beschouwingen van de filosofie van het Tibetaans boeddhisme.
De afgang van de schrijver bevestigde mij in een inzicht dat ik al eerder op mijn pad opdeed: ‘Dood de Boeddha, dood de Goeroe-cultuur’. Een inzicht dat mij afstand doet houden van elke aardse sangha van leermeesters en volgelingen.
Alleen op de wereld en toch niet. Mijn weg is er één van onafhankelijkheid, in het volle besef dat ‘IK’, mijn bewustzijn verbonden is met alle verschijningen. Een weg van ongebondenheid en verbondenheid en openheid voor inzichten en spirituele beschouwingen van anderen. Een weg waarop dagelijks door mij wordt gebeden: “Moge mijn verrichtingen, mijn meditatie-beoefeningen en mijn mantrazang bijdragen aan uw oceaan van mededogen en aan het geluk van alle levende en voelende wezens. Moge, zolang er ruimte is en er voelende wezens zijn ook ik blijven bestaan om het lijden van deze wereld op te heffen.”
Mijn ego wandelt als partner mee op deze weg, als criticaster. Hij schept en zet zaken neer in deze wereld en hij vergaart. Mijn verbinding in het samenwerken met anderen baseer ik op de diepe wens om mijn karmische missie te vervullen ‘om via de gave van het woord bijdragen te leveren aan een wereld gebaseerd op geven en samenwerken en mensen te helpen hun bezieling te (her)vinden’. Ik dank dagelijks voor alles wat mij gegeven wordt: “Oh moedergodin, ik dank u voor het materiële welvaren dat van deze wereld is en waarover ik beschikken mag”.
Mijn praktijk, mijn weg, ben ik boeddhist? Ik voel me diep verwant. De kennismaking met boeddhistische zienswijzen heb ik ervaren als ‘spiritueel thuiskomen’. Ik zet mijn licht niet onder de korenmaat, noch laat ik overal het verlichte woord op schijnen. Wel spreek ik veelvuldig met mijn spirituele wezen. Bijvoorbeeld als ik in een ruzie uit mijn slof geschoten ben, of als ik mensen ontmoet die mij deelgenoot maken van intens en onvermijdbaar lijden. Of gewoon bij alledaagse zaken en gebeurtenissen.
En ik weet, ik ben wel in deze wereld, maar niet van deze wereld.
Ik houd van mijn spirituele wezen én ik houd van mijn strijdbare ego. Mijn verschijning vat ik soms samen als ‘RABO’: ‘Radicale Boeddhist’. Radicaal in het omarmen van deze wereld. Radicaal in het aanklagen van disproportionele ongelijkheid. Radicaal in het aanklagen van racisme, bekrompen nationalisme, gulzigheid en veelvraat ten koste van Moeder Aarde. Radicaal in het mij afzijdig houden van elke aardse boeddhistische sangha. Radicaal in het vermijden van elk radicalisme. Radicaal in het besef dat wij allemaal een Boeddhanatuur in ons dragen.
Ubuntu. Ik ben, omdat wij zijn.