De praktijk van het boeddhisme is meditatie, zitten op een kussentje. Als je dat voor de eerste keer doet ben je verbaasd hoe je overdonderd wordt door gedachten. Dat is natuurlijk niet zo, die overstelpende hoeveelheid gedachten heb je altijd, maar omdat je stil bent valt het je nu pas op. Wat er ook gebeurt als je stil op een kussentje zit, is dat je te veel in beslag bent genomen door deze nieuwe ervaring dat andere gedachten geen beslag meer op je kunnen leggen. Het gevolg is dat je wereld in een nieuw perspectief komt te staan, zonder vooroordelen, meningen en ideeën, alsof je in een bed met pas gewassen lakens stapt. Alles is fris en nieuw, kleuren zijn fris en intenser, geluiden komen onbelemmerd binnen, deze ervaring is verfrissend.
Dit is de praktijk van het boeddhisme, maar al gauw treedt er een gewenning op en loop je een mistbank van vooroordelen,verwachtingspatronen en gewoontes binnen. Je hebt het idee dat je niets opschiet, dat het niet werkzaam is of dat je misschien iets fout doet. Om een oplossing te zoeken ga je boeken lezen, daar lees je dingen die onbereikbaar lijken, Boeddha’s die jaren lang mediteren, monniken die hun leven in kloosters slijten. Jammer dat je het boekje van Suzuki Roshi “Telkens weer opnieuw beginnen” nog niet tegen bent gekomen. Dit gezoek helpt je uiteindelijk geen stap verder, je vergelijkt, kijkt hoe anderen het deden en bent ontevreden met je eigen resultaten. Kortom,.. door kookboeken te lezen gaat je honger niet over. Jij moet het doen, je hebt niets aan de ervaring van een ander, je proeft niks als die vertelt hoe lekker dat stuk appeltaart was. Je zult zelf je appels moeten schillen, het deeg maken en de oven aansteken. Natuurlijk is het handig als iemand je daarbij aanwijzingen geeft, maar jij moet het doen. Niemand kan voor jou eten, proeven, plassen, lachen, huilen, pijn hebben, of gelukkig zijn.
Wat heb je er aan dat Boeddha verlicht is, wat heb je er aan als een ander appeltaart eet. Jij behoort (en kunt) de ervaringsdeskundige te zijn, wie zou het anders moeten zijn? Dit is de kern van het boeddhisme: jij. Buiten jezelf is er niets te vinden, hoe kun je weten wat geluk is als alleen de buitenstaanders dat zijn? Jij bent geluk en al het andere. Het fundament van iedereen is ‘Hongaku’ (aangeboren boeddhaschap) iedereen bezit de boeddhanatuur en kan die verwezenlijken.
De methode die hiervoor gebruikt wordt is de praktijk van het boeddhisme, een onderwerploze meditatietechniek. Althans dat is zo als ik het geleerd heb, er wordt uitgegaan van stille beschouwing of belichting (Shikantaze). Dit gebeurt in stappen: men begint met het tellen van de ademhaling (Shusokakan) om vervolgens beide technieken toe te passen. De grondlegger van de Daruma-zen die ik beoefen is Dainichi Nōnin, die leefde in de 12e eeuw. Hij was monnik van het Tendai boeddhisme. maar kreeg twijfels omtrent de leer dat de mens van nature boeddha is. Hij vroeg zich namelijk af: “Als de mens al van oorsprong boeddha is, waarom zoekt hij dan verlichting en oefent hij zich spiritueel? En waarom hebben in het verleden alle boeddha’s van de drie tijdsdimensies zich spiritueel geoefend?” Tot hij Chinese geschriften in zijn bezit krijgt die hem de techniek van Shikantaze aanreiken. Zonder aflaten oefent Nonin zich in de objectloze meditatie techniek tot hij Daikensho bereikt, een vereenzelviging met zijn werkelijke natuur “hongaku” (本覚).
Het is een simpele methode maar wat het moeilijk maakt is het vol te houden, we laten ons zo graag door onze gedachtestroom meeslepen, zo ver dat we de weg naar onszelf volledig bijster zijn. Daarom zijn er ceremonies, regels en plichtplegingen toegevoegd aan de simpele methode van ‘zitten’. Het dagritme is zo een strak programma dat je belet om ‘dan weer eens hier of dan weer eens daar te kijken’, zo verlies je de kijk op jezelf niet. Deze vorm van boeddhisme is niet bedoeld om je kleine behoeftes te pamperen, is er niet op gericht om succesvol te worden. Ze is er opgericht om de grootste schat in het universum te vinden, je werkelijke zelf.