Knoflook natuurlijk! Daar hoefde ik geen seconde over na te denken.
Een paar weken voordat ik weer naar Nederland zou vertrekken vroeg Balázs me wat ik het eerste zou gaan eten zodra ik weer terug was. En de prikkelende smaak van knoflook, het warme gevoel in je lijf dat het je geeft, die heb ik toch wel erg gemist daar in Japan. Niet dat het er niet is, maar nin’niku zul je in de keuken van Sogenji niet snel tegenkomen. Dat heeft namelijk de reputatie een afrodisiacum te zijn, oftewel: een lust opwekkend middel. En rode wangetjes konden we in het klooster natuurlijk niet echt gebruiken.
Uiteindelijk is Sogenji voor Japanners natuurlijk maar een raar klooster. Alleen al al die westerlingen… en dan ook nog eens mannen en vrouwen door elkaar heen. Kan dat wel goed gaan? Nou is seks op zich niet zo’n probleem in Japan. Gewoon een leuk tijdverdrijf, zonder alle ‘moeilijkdoenerij’ die er hier bij ons omheen hangt. Voor de mannelijke helft van de bevolking dan. De dames dienen zich natuurlijk wel gewoon netjes te gedragen.
En dus zelfs voor monniken. Janwillem van de Wetering beschrijft in De Lege Spiegel hoe hij samen met de monniken van Daitokuji, het zenklooster waar hij ruim een jaar is geweest, eenmaal per maand stiekem over de kloostermuur naar buiten sloop om in Kyoto ‘s beruchte ‘Wilgenbuurt’ de bloemetjes buiten te gaan zetten. Officieel gebeurde dat niet natuurlijk – zo gaat dat in Japan – maar eens in de zoveel tijd wat ‘stoom’ afblazen werd als bijzonder ‘nuttig’ voor de training beschouwd. Dan was je er maar vanaf. En dan te bedenken dat in Sogenji de tempelpoort gewoon dag en nacht open stond!
Maar toch: één van de weinige redenen waarom je uit Sogenji ‘weggestuurd’ kon worden, was de liefde. Als je verliefd zou worden en een relatie met iemand zou beginnen, dan was het einde verhaal. Niet omdat er an sich iets mis mee was, maar wel omdat het – met al die vlinders in je buik – natuurlijk wel heel moeilijk zou worden om nog serieus je training te blijven doen. En vooral omdat je daarbij waarschijnlijk ook nog eens de training van anderen zou verstoren.
Nou was dat niet iets waarover ik me direct zorgen hoefde te maken. Mijn leeftijd lag toch wel een jaartje of 10-15 boven die van al die leuke meiden in het klooster. Weinig kans wat dat betreft. Maar toch. Ik heb het me wel afgevraagd hoe dat dan zou moeten. Want na knoflook was privacy misschien wel het meest schaarse goed in Sogenji. Waar zou je in hemelsnaam – samen, of desnoods in je eentje – je lusten kunnen botvieren? De keuken, de hondo en de andere tempels op het terrein vielen bij voorbaat al af. In de ofuro dan? Nee, daar was de kans om gestoord te worden wel heel groot, net als in de cura’s waar de groente lag en de naaimachines stonden. ’s Nachts in de zendo dan? Misschien, als je heel zachtjes was en het niet erg vond om nog drie dagen in een vochtige slaapzak te moeten liggen…
Noodgedwongen heeft dat jaartje ‘celibaat’ me dan ook niet echt veel moeite gekost. Alleen misschien dan als tijdens de osesshins Kylie ’s avonds – bij yaza – opeens naast me kwam zitten. Want Kylie rook lekker, héél lekker. Puur seks bijna… En dan zat ik daar, in het donker achter de sutra library anderhalf uur lang haar opwindende luchtje op te snuiven. Probeer dan maar eens zazen te doen. Probeer dan maar een ‘niet te denken…’ Kylie zelf zat dan overigens al lang voorovergebogen op haar kussentjes, verzonken in een diepe slaap.
Nu ik weer terug in Nederland ben, kan ik me daaraan gelukkig weer volledig te buiten gaan… Aan knoflook bedoel ik.
In 2012 en 2013 plaatste het Boeddhistisch Dagblad elke veertien dagen het relaas over de belevenissen in een Japans klooster van Bertjan Oosterbeek. Hij bracht daar een jaar door. Wij plaatsen nu opnieuw de hele lezenswaardige serie, echter in een hogere frequentie.
De verhalen ‘Sogenji desu – verhalen uit een Japans zenklooster’ zijn gebundeld en verkrijgbaar als boek en e-book.
(c) 2013 Bertjan Oosterbeek