De Daruma-shu is de eerste zenschool van Japan, Daruma-zen is gebaseerd op twee pijlers, ‘Hongaku’ (aangeboren boeddhaschap)- iedereen bezit de boeddhanatuur en kan die verwezenlijken. En junsui-zen (pure/ongemengde zen) in direkte lijn vanaf Daruma. De methode die hiervoor gebruikt word is een onderwerploze meditatietechniek. Er wordt uitgegaan van stille beschouwing of belichting (Shikantaza). Dit gebeurt in stappen men begint met het tellen van de ademhaling (Shusokakan) om vervolgens beide technieken toe te passen.
De grondlegger van de Daruma-zen is Dainichi Nōnin, die leefde in de 12e eeuw. Hij was monnik binnen het Tendai boeddhisme. maar kreeg twijfels omtrent de leer dat de mens van nature Boeddha is. Hij vroeg zich namelijk af: ‘Als de mens al van oorsprong Boeddha is, waarom zoekt hij dan verlichting en oefent hij zich spiritueel? En waarom hebben in het verleden alle boeddha’s van de drie tijdsdimensies zich spiritueel geoefend?” Tot hij Chinese geschriften in zijn bezit krijgt die hem de techniek van shikantaza aanreikten. Zonder aflaten oefent Nōnin zich in de objectloze meditatie techniek tot hij Dai-kensho bereikt, de vereenzelviging met zijn werkelijke natuur “hongaku” .
Kort hierna sticht hij het klooster Sambo-Ji (het drie schatten klooster) en stelt zichzelf aan als abt en zenmeester. Rivaliserende scholen betwisten zijn autoriteit als zenmeester omdat er geen officiële overdracht heeft plaats gehad. Als abt kan hij onmogelijk zijn klooster verlaten en hij stuurt twee leerlingen naar China met het verzoek aan zenmeester Zhuóān Déguāng zijn verlichting (Dai-kensho) te bevestigen. Met het certificaat van de bevestiging van zenmeesterschap (Inka) keren de leerlingen terug. In 1194 word door toedoen van rivalen de school door de overheid verboden maar gaat illegaal verder. Het jaar 1196 is de waarschijnlijke overlijdensdatum van Nōnin, hij word dan opgevolgd door zijn leerling Kakuan. Die vormt een nieuwe gemeenschap in Yamato in de Tonomine tempel waar Koun Ejo zich bij de gemeenschap voegt. Koun Ejo blijft bij Kakuan die hem op zijn sterfbed verzoekt om terug naar Dogen van het Soto zenboeddhisme te gaan waar hij in de leer was voor hij bij Kakuan kwam. Als Dogen in 1253 sterft volgt Koun Ejo hem op en veel monniken van de inmiddels verboden Daruma shu zoeken hun toevlucht bij Koun-Ejo. Ondergronds blijft de Daruma shu nog actief tot in de Onin oorlog wanneer rivaliserende monniken de tempel van de Daruma shu in brand steken.