Een eeuwenoude theologische ruzie. Kort door de bocht gezegd: Nuttigen katholieken bij de communie het lichaam van Christus, letterlijk? Of hebben protestanten gelijk, die het avondmaal figuurlijk interpreteren?
Incarnatie, vleeswording, staat centraal in de christelijke boodschap. Het kernidee is dat de mens Jezus van Nazareth lijfelijk, ‘in den vleze’, God op aarde vertegenwoordigde. Maar hoe wordt zoiets onstoffelijks als ‘God’ vlees en bloed?
Met hun volle betekenisgevende vermogen hebben theologen zich eeuwenlang op deze vraag geworpen. Dat leverde een spectrum aan schakeringen op tussen de polen ‘letterlijk’ en ‘figuurlijk’. Zo bleef Luther, ondanks al zijn kritiek, relatief dicht bij de katholieke leer, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Calvijn. Je hebt overigens wel heel veel pagina’s en inkt nodig om de verschillen uit te leggen. Hoe dan ook, de controverse over de aard van Gods aanwezigheid in het sacrament liep uit op de Reformatie (die natuurlijk nog wat andere aanleidingen had, zoals de aflaatpraktijk).
De theologische ruzie stond niet los van meer filosofische tegenstellingen, zoals die tussen materialisme en idealisme, tussen materie en geest. De katholieke insteek zat dichter bij de materialistische kijk, met een nadruk op ritueel en sacrament, met de mis als hoogtepunt. De protestanten kleedden de misliturgie uit tot de verkondiging van het woord. Als ze toch nog iets letterlijk namen, dan was het de tekst van de bijbel.
Zet ik mijn spelbril op, dan zie ik hoe mensen spelen met de betekenissen van God en mens, geest en lichaam, ouwel en brood. De valkuil is dat ze zich vastleggen op één interpretatie, en niet in de gaten hebben dat ze spelen met allerlei mogelijkheden.
Mijn conclusie: Als zowel Luther als Paus Leo X door had gehad dat het uiteindelijk ging om een spel met mogelijkheden, dan was de hele Reformatie er nooit gekomen… Maar ja, ook toen zorgden machtsverhoudingen voor spelbederf.