Op verschillende plaatsen in de Pali-canon (o.m. in de Dhammapada) wijst de Boeddha erop dat haat (P. dosa, vyapada) nooit door haat kan gestild worden. Enkel liefde stilt haat. Slechts wie haat loslaat verwerft innerlijke vrede. Niet-haat (P. adosa) ligt ten grondslag aan het heilzame. Liefde en mededogen vormen de basis voor geluk (P. sukha). Voor innerlijke vrede (P. shanti).
Wie zich mordicus vastklampt (P. upadana) aan wat zich ooit heeft voorgedaan, aan een geleden onrecht, pookt zijn verlangen op om wraak te nemen. Hoe méér hij/zij deze onheilzame gedachte koestert, hoe méér zijn/haar wrok en wraakzucht stijgt. Hoe groter zijn/haar intentie om anderen pijn te doen groeit.
Haat leidt tot verbittering. Haat is het geestesvuur dat alle deugdzame daden blokkeert. Haat is één van de Vijf hindernissen (P. panca nivarana) die het spiritueel proces belemmeren. Wie het vuur van haat brandstof geeft, zal zich nooit bevrijden van haat. Zal nooit het vuur doven.
Haat is geworteld in onwetendheid (P. avijja). Het is een geestesgesteldheid die ontstaat wanneer het inzicht ontbreekt dat alles élk moment verandert, futiel is en volkomen onstabiel. Dat er geen permanent ‘ik’ bestaat.
Zulke gemoedstoestand heeft onheilzaam spreken en onheilzaam gedrag tot gevolg. Onheilzaam spreken en onheilzaam gedrag zijn slechts de veruitwendigingen van het probleem. Het echte probleem is onwetendheid. Het niet (kunnen/willen/durven) begrijpen wat de ware aard van de dingen is. Yatha-bhuta.
Identificeer je nooit met haat. Heul niet met haatdragers. Ook niet met structuren die haat faciliteren. Observeer aandachtig dit dorre parcours. Overdenk dit dode spoor. Zie de perfide aspiratie die aan haat ten grondslag ligt. Maak je geest vrij van haat. Huil niet met de wolven in het bos.
Laat metta jouw antwoord zijn. Vul je hart met wijsheid en mededogen. Met panna en karuna. Dit is het pad van de Boeddha. Dit is het Middenpad.
Geef een reactie