Deel twee van een vrije vertaling van een artikel van Dennis Hunter op de website Buddhist Geeks. Onder meer over de rol in het westers boeddhisme van schrijver en boeddhist Stephen Batchelor. En over de zware dobber die karma en wedergeboorte toch kunnen betekenen voor westerse boeddhisten. In zekere zin verlenen Batchelor en de nieuwe rationalisten boeddhisten een dienst door stoutmoedig traditionele doctrines in vraag te stellen. Dat veel beoefenaars met die doctrines worstelen kan niet zomaar onder de mat geveegd worden: ze moeten in een open geest van waarachtig wetenschappelijk onderzoek bediscussieerd worden, zonder voorbarige conclusies aan gene zijde. Maar er is gegronde reden tot ongerustheid over het plan van deze beweging.
Doorheen de decennia van praktijk en studie, waarvan hij gewag maakt in het autobiografische Bekentenissen van een boeddhistisch atheïst, schrijft About.com-blogger Barbara O’Brien, “bleef Batchelor’s begrip van de dharma verankerd in intellectuele concepten en kennis, als blijkt tot op de dag van vandaag. Wat hij op intellectuele wijze niet kan begrijpen, verwerpt hij. En maar al te vaak, is dat het kind met het badwater.” Verder zegt O’Brien dat, in een notendop “Batchelor veronderstelt dat het boeddhisme prima was tot het moment dat de Boeddha stierf, en vanaf dan onwetende en bijgelovige Aziaten het overnamen en verkwanselden. Maar vrees niet, nu komen verlichte westerlingen te hulp, zullen het uit de mest halen en terug laten schitteren en vetvrij maken.”
Bewustzijn en hersenfunctie
Indien Batchelor een appeltje te schillen heeft met de orthodoxe boeddhistische opvatting van wedergeboorte, kunnen we ons afvragen waarom hij er niet eveneens te schillen heeft met de orthodoxie van het mainstream westerse wetenschappelijk denken en de materialistische ideologie dat bewustzijn en lijden -en de overstijging daarvan of nirwana, tenminste voor zover de wetenschap zich daarvan een beeld kan vormen- zuiver in termen van hersenfunctie tracht te verklaren: elektromagnetische gebeurtenissen in een hoopje bezielde proteïnen die geheel toevallig ergens in een onbezielde ruimte rondtollen.
In Boeddhisme zonder Geloof, stelt Batchelor expliciet dat bewustzijn “in termen van hersenactiviteit” verklaard worden kan, wat prompt een reactie uitlokte van Bikkhu Punnadhammo die Batchelor op zijn website postte: “Laten we hierover duidelijk zijn. Bewustzijn werd helemaal niet door de moderne wetenschap of iemand anders verklaard “in termen van hersenactiviteit”. Het is een geheel en al metafysische veronderstelling dat dat ooit gebeuren zal, een daad van geloof van de meest twijfelachtige soort die Batchelor als eerste zou moeten afwijzen. Nergens is er ook maar het minste bewijs voor deze bewering, enkel een vrome hoop in sommige kringen dat dat bewijs weldra geleverd worden zal.”
In zijn reactie op Tart’s interview, plant Batchelor zijn bijl niet enkel in wedergeboorte, maar ook in karma en het traditionele idee van de vitale rol die karma speelt in wedergeboorte:
“….Mogelijk zal later blijken dat wedergeboorte een soort toevalligheid is en helemaal niet gedragen wordt door de kwaliteit van de daden gesteld in een vorig leven of in vorige levens. Het voorbeeld van Charles Tart van een miniem percentage van jonge kinderen in een databank in Virginia, die beschouwd zouden kunnen worden als wijze of heilige mensen in hun vorig leven, wijst in die richting. Indien dit zou blijken dan is dit heel problematisch voor traditionele boeddhisten. Omdat wedergeboorte, in dit geval, niet langer haar relevantie zou hebben in morele handelingen en de gevolgen ervan…”
Om met westers filosofische termen te spreken, lijdt Batchelor’s opmerking hier onder de fout van de misplaatste concreetheid. Het gevolg (van deze fout) is dat indien wedergeboorte realiteit is we een direct verband mogen verwachten tussen hoe iemand in een vorig leven of levens geleefd heeft en de leefomstandigheden van het huidige leven. Gesteld dat karma steek houdt, dan zou een kind dat voordien een wijs en heilig leven leidde in dit leven gelukkig moeten zijn. En indien een schoft in een vorig leven, in dit leven terugkomen als, laat ons zeggen, kakkerlak of poedel. Dat zo’n directe correlatie er doorgaans niet is, en het eeuwige raadsel waarom negatieve dingen goede mensen treft maar kwade mensen ongemoeid laat illustreert dit, is een veelgehoord bezwaar op de boeddhistische ideeën over karma en wedergeboorte.
Zelfs de Boeddha suggereerde nooit dat dergelijk simplistisch zus-en-zo verband tussen karmische oorzaak en gevolg aanwezig was. Omdat de westerse analytische geest echter denkt in lineaire termen, wil het karma en wedergeboorte concreet zien als een serie gebeurtenissen die elkaar opeenvolgend beïnvloeden, als een rij dominostenen waarvan de een de ander vallen doet. Vandaar de tendens, door Batchelor hier gedemonstreerd, om te zoeken naar een direct, lineair verband, alsof karma en de cyclus van wedergeboorten zoals omschreven door de Boeddha, de wetten van de fysica van Newton zouden volgen.
Maar misschien volgt karma niet zozeer de spelregels van Newton en eerder van de theorie van het “morfische veld” van bioloog Rupert Sheldrake -een vormloos, energetisch, levend gegeven in constante beweging maar met inherent geheugen en een inherente continuïteit. Karma als “morfisch veld”, beïnvloed door en invloed uitoefenend op alles wat we doen, in staat gestalte te geven aan elk mogelijke uiting van energie erin vervat. Veronderstellen echter dat die uitingen een lineair en ordelijk patroon moeten volgen is als vragen aan Jackson Pollock volgens een numeriek systeem te schilderen.
Leer wedergeboorte ontkrachten
Ondanks zijn aanhoudende vastbeslotenheid de leer van wedergeboorte te ontkrachten, heeft -opnieuw loont het de moeite dit te herhalen- Batchelor’s betrachting iets nobel, iets moedig en misschien zelfs beminnelijks. Men moet zijn hardnekkigheid wel bewonderen, zijn vastberadenheid te breken met de orthodoxie en een nieuwe visie van het boeddhistische pad te poneren die komaf maakt heilige koeien. Vastbesloten ontmantelt Batchelor de boeddhistische praktijk tot, wat hij ziet als, diens meest bruikbare bestanddelen en belicht een weg naar vrede ontdaan van religieus dogma.
En in alle eerlijkheid, hebben boeddhisten rationalistische aanvallen à la Batchelor aan zichzelf te danken. Vooral in het domein van het Tibetaans boeddhisme -de meest sjamanistische der boeddhistische tradities, waar de leer van wedergeboorte ingekapseld is als een politieke instelling en een fundament van de boeddhistische transmissielijn, tevens de traditie waarbinnen Batchelor zelf aanving- treft men tegenwoordig veel beoefenaars die zich overgeven aan een hoge mate van bijgelovigheid en magisch denken. Toegegeven, het Tibetaans boeddhisme is verzadigd van anekdoten over “paranormale” en “magische” gebeurtenissen vooral in de nabijheid van hooggerealiseerde wezens. Veel studenten hebben persoonlijk zaken ervaren die ze moeilijk kunnen verklaren in materialistische termen. En deel uitmaken van een ervaringsgebied dat Charles Tart de voorbije 50 jaar wetenschappelijk onderzocht, en waarvan de overvloed van data hem overtuigden van de mogelijkheid van dergelijke fenomenen. En ook hetzelfde domein dat Batchelor in het eerste hoofdstuk van Bekentenissen tracht te weerleggen. Als Tibetaans boeddhistische monnik was hij getuige van een incident waarbij een geëerde lama een regenbui zou hebben afgewend als demonstratie van tantrische magie. Aanvankelijk stond Batchelor op eenzelfde lijn met zijn kompanen bij de totstandkoming van een ontzagwekkend relaas van de gebeurtenis, en bij de versterking van de overtuiging dat er die dag iets magisch had plaatsgevonden. Maar na verloop van tijd realiseerde hij zich dat hij loog en zichzelf en anderen probeerde te overtuigen van iets waarin hij niet echt geloofde.
Geloof in het mystieke is als parfum
Batchelor heeft hier andermaal een goed punt, wat zijn verdienste is. Geloof in het mystieke is als parfum: eenmaal ze het dragen gaan mensen er minder omzichtig mee om, tot ze er uiteindelijk in baden zonder enig benul van hoe ze rieken. Wanneer leerlingen zich laten meeslepen door mystieke gedachten en blind gaan vertrouwen in opwindende legenden van door muren vliegende en lopende boeddhistische meesters, wonderbaarlijk geboren op een lotusbloem temidden van een meer, verwarren ze soms hagiografie (heilige levens) met geschiedenis. Net als fundamentalistische christenen die scheppingsverhalen uit de bijbel te letterlijk nemen. Verstrikt in kleurrijke verstrooiingen, verliezen ze uit het oog wat op de allereerste plaats zou moeten komen op het boeddhistische pad: zelf-verandering en beëindiging van lijden, allerminst een mystiek maar een erg grauw en praktisch proces. Hard labeur waarop geen applaus volgt, veel minder glamoureus dan verdwijnen in rook temidden van het licht van een regenboog, vingernagels en hoofdhaar achterlatend en een kring van verbaasde volgelingen. Veel studenten die hun tijd dagdromend doorbrengen over mystieke ervaringen, zijn beter gediend met de elementaire leefregel van Batchelor gericht op de vier ver-edelende waarheden. In plaats van mahasiddha trachten te worden of duizend armen te manifesteren, bewerkstellig je wellicht meer op vlak van transformatie van de eigen geest en de begunstiging van anderen en zichzelf door, wat Batchelor noemt, “Boeddhisme voor Dit Ene en Enige Leven” te beoefenen, de titel van een online-programma dat hij onlangs leidde voor Tricycle.
En toch is het uiteindelijke probleem met Batchelor’s oorlog tegen karma en wedergeboorte, simpelweg dat hij een oorlog voert. Zijn kamp staat aan de andere kant van het doctrinaire slagveld opgesteld, van waaruit hij een kruistocht lanceert vanuit de overtuiging dat zijn visie de juiste is. Robert Bellah zei ooit over Richard Dawkins “Het is de kracht van Dawkins’ overtuiging die opmerkelijk is, eerder dan zijn argumentatie”. Hetzelfde kan gezegd worden van Batchelor. Dat hij de moderne, rationele, wetenschappelijke ingesteldheid aan zijn kant van het slagveld heeft, geeft hem overvloed aan munitie en de indruk de geschiedenis op zijn hand te hebben. Wat schijnbaar ontbreekt is de elementaire erkenning dat zijn leerstellige positie niet meer is dan dat: een andere leerstelling. Hij speelde met de term ”agnosticus” en verklaart open te staan voor wetenschappelijk bewijs van het tegendeel. En tot dan zit Batchelor wellicht opgezadeld, zij het bij gebrek aan beter, met het torsen van de banier van de leerstelling die verkondigt dat wedergeboorte wellicht niet bestaat.
Buitengewone schaarste aan bewijs wedergeboorte
“Er is zo’n buitengewone schaarste aan hard bewijs dat mensen ooit wederboren zijn”, zei Batchelor in z’n interview met Buddhist Geeks. En natuurlijk heeft hij hierin gelijk. Uitzonderlijk weinig legitiem wetenschappelijk onderzoek wordt verricht die de kwestie wedergeboorte verkent, en hetgeen gebeurt lijkt minuscuul bij de berg studies die uitgaan van de geest als zuiver materiële functie van de hersenen. In feite staat wedergeboorte zo ver af van aanvaardbare onderwerpen voor wetenschappelijk onderzoek, dat het zelfs beschouwd worden mag als een carrière-doder. Maar spreken over een “schaarste” aan wetenschappelijk bewijs voor wedergeboorte, is nog iets anders dan een campagne voeren met de bedoeling het te ontkrachten als gedateerd bijgeloof.
In Boeddhisme zonder Geloof bekeek Batchelor dharmapraktijk opnieuw vanuit een agnostisch standpunt. “Een agnostische boeddhist”, schreef hij, “ schuwt atheïsme evenzeer als theïsme, en is even weigerachtig om het universum als zinloos te beschouwen dan als vervuld van zin. Omdat het ontkennen van God of de zin ervan simpelweg de antithese is van het bevestigen ervan.”
Hij citeert zelfs het axioma van T.H. Huxley, die voor het eerst de term “agnosticisme” opvoerde in 1869: “ Pretendeer niet dat conclusies gegrond zijn indien die niet aangetoond worden of aantoonbaar zijn.” Maar is dat nu net niet wat Batchelor doet ? In zijn opschuiven in recente jaren van “boeddhistisch agnosticus” naar “boeddhistisch atheïst”, kan men niet anders dan afvragen of hij beland is aan de verkeerde zijde van het axioma van Huxley. Wat is er gebeurde met het schuwen van atheïsme evenzeer als theïsme ?
In zekere zin verlenen Batchelor en de nieuwe rationalisten boeddhisten een dienst door stoutmoedig traditionele doctrines in vraag te stellen. Dat veel beoefenaars met die doctrines worstelen kan niet zomaar onder de mat geveegd worden: ze moeten in een open geest van waarachtig wetenschappelijk onderzoek bediscussieerd worden, zonder voorbarige conclusies aan gene zijde. Maar er is gegronde reden tot ongerustheid over het plan van deze beweging. Het gevoel valt moeilijk te onderdrukken dat ze stoelt op de materialistische aannames van het westers wetenschaps-isme van het moment (“geest= hersenfunctie, niets meer”), aangewakkerd door de wens zich te ontdoen van karma en wedergeboorte om de illusie van intellectuele zekerheid te schragen en die doctrine (van wetenschaps-isme) te versterken. Dergelijke reductionistische filosofie kan men dan inkleden als “agnosticisme” echter – zoals men in de reclame-industrie placht te zeggen – dat is enkel een varken voorzien van lippenstift.
“Een van de problemen die wij mensen hebben is dat wanneer we bepaalde overtuigingen huldigen, we ons meestal niet de moeite getroosten te kijken naar bewijs van het tegendeel, wat ons geloof behoorlijk sterk houdt maar de kennis die we behoren te hebben vermindert”, aldus Charles Tart. “Laat het duidelijk zijn dat ik niet gekant ben tegen iemand met een volledig materialistische kijk op het leven, zolang dat hij toegeeft dat het een filosofie, een geloofssysteem is.” Vanuit dat perspectief is het ongepast Batchelor’s atheïstische agenda “Boeddhisme zonder geloof” te blijven noemen. Je kan ofwel agnostisch zijn ofwel atheïstisch, maar niet beide.
Lees ook het voorafgaande artikel over Stephen Batchelor en wedergeboorte
Bron: Ekō een uitgave van het Centrum voor Shin-Boeddhisme in Antwerpen.
G.J. Smeets zegt
Is er iemand hier die zich een vorig leven herinnert dat we enigszins kunnen checken? Dacht het niet. Het gedoe over wedergeboorte is gedoe over een literaire constructie uit India van 2000 jaar geleden. Dennis Hunter laat in bovenstaand stuk na dat te vermelden.
Piet Nusteleijn zegt
Het lijkt erop dat iedereen een eigen geloof heeft. Heeft elk individu niet zijn of haar “eigen” geloof?
Moet je niet tot deze conclusie komen?
Je hoort het vaak zeggen: “eigenlijk vind ik…eigenlijk heb ik de opvatting…eigenlijk ben ik van mening, dat…”
Je kan je eigen geloof wel indelen en toedelen tot een groep-, zoals “het Boeddhisme”. Maar je houdt er daarnaast ook nog een privé geloof(je) op na.
Vanuit het persoonlijke perspectief kan “je” alles geloven…werkelijk alles! Je kan dit best wel gecombineerd agnostisch/atheïstisch noemen. Waarom niet?
Vrijheid is vrij.
Waarom is Batchelor’s of Tart’s opvatting zo de moeite waard
om erover te schrijven en/of te lezen? Een goede vraag?
Er is geen enkel geloof te bewijzen, te verzekeren of te verdedigen. De reden?
Elk geloof is slechts een denkvorm, een constructie. Daarom beperkt en nooit alomvattend. Vanuit dit besef wordt het heel interessant om te luisteren naar levensvisies.
Met groet.