Yunju Wuchan verbleef in Longmen (Drakenpoort). Op een dag werd een monnik in zijn been gebeten door een slang. Foyan vroeg hem: ‘Dit is Longmen. Hoe kan het dat hij door een slang gebeten werd? ’.
In zijn antwoord manifesteerde Yunju prompt het teken van een groot man.
Toen Yuanwu hier later over hoorde, zei hij: ‘Er is een monnik in Longmen. Dank zij hem is de Dharma op de oostelijke berg niet teloor gegaan.’
Deze koan komt uit de Shumon Kattoshu, een latere Japanse koancollectie (17de eeuw). Longmen (Jp. Ryumon) betekent Drakenpoort. Het is een klinkende naam voor een klooster. De koan situeert het in het Oosten van China.
Anders dan in de westerse mythologie staat de draak in China voor kracht, wijsheid en voorspoed. Het is ook het symbool van de keizer en van China op zich. De slang daarentegen is een laag, onbetrouwbaar, gevaarlijk dier. Vandaar de vraag: ‘hoe kan iemand in Longmen, dat toch door machtige draken beschermd wordt, door een slang gebeten worden?’
Het ‘teken van een groot man’ is boeddhistisch jargon voor de lichamelijke kenmerken van de Boeddha. Volgens Indiase overlevering vertoont een groot heerser of een grote religieuze leider dat al bij de geboorte door een aantal lichamelijke kenmerken. Je ziet ze ook in boeddhabeelden: lange oorlellen, lange armen, platte voetzolen … Als gezegd wordt dat de Yunju prompt het teken van een groot man manifesteert, dan is dat een sterk beeld om te zeggen dat hij zich manifesteert als niet minder dan een boeddha. Yuanwu prijst hem daarvoor. Dankzij monniken als hem kan de authentieke dharma zuiver bewaard blijven.
Iemand wordt gebeten door een slang. Waarschijnlijk is hij dood. Hoe lezen we dit? Een fait divers of komt het binnen? Bij ons sterven niet vaak mensen door slangenbeten, wel door andere oorzaken. Wie van ons is nooit met dood geconfronteerd?
Foyan zoekt een rationalisatie. Dat kan toch niet, hier toch niet. Toch niet in Drakenpoort! Ooit betrapte ik er mezelf op dat iets in mij de gedachte koesterde dat mijn boeddhistische praktijk mij tegen calamiteiten zou beschermen. Het is absurd, maar het is menselijk. Net als de reactie: dat kan toch niet waar zijn. Maar de eerste edele waarheid geldt voor iedereen.
Als we het bij de vorige teisho hadden over het ‘doorprikken van die dunne laag van taal en concepten’ dan klinkt dat misschien een beetje te kil. Iedereen die een tijd op een kussen gezeten heeft weet dat meditatie ook een intens emotioneel proces is. Als we niets uitsluiten kunnen er zich dus ook heftige emoties aandienen.
Iemand vroeg aan Genpo Roshi hoe we moesten omgaan met overweldigende emoties. ‘Er zijn geen overweldigende emoties’ antwoordde hij. Emoties worden maar overweldigend als we er weerstand aan bieden. Hij vergelijkt het met een storm in de open hemel. De storm vult de hele ruimte, maar er is ruimte genoeg. Pas als we ons tegen die storm van emoties verzetten en proberen ze te onderdrukken komen we in de problemen.
Hoe groot is die ruimte dan? Het theoretische antwoord is: eindeloos. Het praktische antwoord is: daar kun je alleen maar zelf je antwoord op vinden, door ermee vertrouwd te worden. Want hoe je het ook draait of keert, emoties kunnen overweldigend zijn. Sla de krant maar open.
Sommige zentradities gaan de emotie zelfs kunstmatig opwekken. Maanden, jaren zitten met een koan als ‘wu’, met niets anders dan één lettergreep, zonder de minste aanwijzing, zonder iets om je aan vast te klampen. Het maakt je radeloos. Je kunt er letterlijk ziek van worden. Het is de bedoeling om tot op de bodem te gaan. Tot je niet anders meer kunt dan loslaten, tot je niet langer weerstand biedt, tot het openbreekt.
Maar het leven zelf zorgt meestal voor voldoende radeloosheid. Het lijkt mij pervers om er nog een schep bovenop te willen doen. En als het leven goed is, laat ons dat dan ook waarderen en er ten volle van genieten.
Het beeld van de storm laat open wat er vervolgens gebeurt met iemand, als de storm zonder weerstand de hele ruimte vult. Ook de koan laat open wat Yunju dan wel doet dat de kwalificatie verdient van het ‘teken van een groot man’. Koans maken graag allusies maar ze laten ons in het ongewisse over waar ze op alluderen.
Het heeft mij lange tijd verbaasd dat tragiek en radeloosheid sommige mensen hard maken en andere mensen zachter. Dat geldt ook voor de praktijk van zen. Ik begreep niet wat het verschil maakt. Het antwoord is nochtans heel eenvoudig. Alles hangt er van af hoe we met de tragiek en de radeloosheid die daar uit voortvloeit omgaan. Hardheid veroorzaakt hardheid, zachtheid leidt tot zachtheid. In zen zal een harde praktijk tot verharding leiden, een praktijk gebaseerd op mededogen tot meer mededogen. Het hangt niet enkel van onszelf af maar ook van hoe anderen met ons omgaan. Vaak wijzen anderen ons de weg.
Dus als Yunju het tragische nieuws hoort, wat doet hij? Misschien laat hij de storm zonder weerstand de hele ruimte vullen en geeft hem dat de vrijheid om ‘calm, cool and collected’ te reageren. Hij laat zich ook niet meeslepen in Foyen’s rationalisaties. Hij beseft hoe lijden onontkoombaar deel uitmaakt van het bestaan. Hoe deze confrontatie met lijden deel uitmaakt van de zentraining van een monnik. Het is nu eenmaal een harde weg. De koan laat het open. Het is een mogelijke keuze.
Maar geef mij maar wat Ton Lathouwers Huayen-Chan noemt, zen gebaseerd op de Avatamsaka waaruit we zingen: ‘Het grote mededogen is de essentie van de meditatie’, en: ‘Wanneer zij zien hoe andere levende wezens lijden, zijn zij bereid in dit lijden af te dalen, en precies diezelfde pijn te ervaren in zichzelf’.
Dus als Yunju hoort van de dood van de monnik is hij bereid om zonder weerstand de storm de hele ruimte te laten vullen en misschien voelt hij zo de pijn in zijn eigen been, zoals een vader pijn voelt in zijn eigen knie als hij zijn kind ziet vallen. Misschien springen de tranen hem in de ogen bij het besef van het verdriet. Misschien vraagt hij: ‘hoe is het met zijn medebroeders, en heeft iemand zijn familie kunnen bereiken …? ’
Zou dat het ‘teken van een groot man’ zijn? De koan laat het open. Je mag kiezen.
Sjoerd Windemuller zegt
Mooie tekst, zacht als water.