Na zijn beproeving door Mara in de woestijn ging de Boeddha een berg op, gevolgd door een grote menigte. “Gelukkig die arm van geest zijn, want hun behoort het Reine Land,” onderwees hij zijn leerlingen.
In de nabijheid van de boeddhistische stoepa in Hantum (Friesland) vond een buurtbewoner enkele bladzijden in een half vergaan schriftje, deels beschreven in een onleesbaar, vermoedelijk Tibetaans, handschrift, deels in het Nederlands.
Na de nodige naspeuringen op het internet benaderde de vinder de auteur van deze blog en stuurde hem het schriftje op. Mogelijk gaat het om studiemateriaal dat is gebruikt door iemand die een tijdje als leerling heeft verbleven bij de stoepabewoners. Het schriftje draagt geen naam of datum.
Hieronder worden twee fragmenten uit het schriftje weergegeven. Verder is alles onleesbaar of vergaan. Uit vergelijking van de handgeschreven tekst met de Bijbel is het de auteur gebleken dat de fragmenten gebaseerd zijn op het Evangelie volgens Matteüs, hoofdstuk 4 en 5.
Deze hoofdstukken betreffen de beproeving van Jezus door de duivel in de woestijn en de beroemde Bergrede. Degene van wie het handschrift afkomstig is, heeft kennelijk (en niet voor de eerste keer) een vergelijking willen maken tussen de leringen van de Boeddha en het evangelie door slechts enkele woorden uit de bijbeltekst te vervangen door de taal van de Dharma en andere kleine aanpassingen.
Door Mara op de proef gesteld (eerste fragment)
[1] De Boeddha werd naar de woestijn gebracht om door Mara op de proef gesteld te worden. [2] Na veertig dagen en veertig nachten vasten kreeg hij tenslotte honger. [3] De beproever kwam naar hem toe en zei: “Als jij de Weg vertegenwoordigt, zeg dan dat deze stenen brood worden.” [4] Hij antwoordde: “De mens zal niet leven van brood alleen, maar van ieder woord dat uit de Dharma komt.” [5] Toen nam Mara hem mee naar een heilige stad, zette hem op de rand van de tempel, [6] en zei: “Als jij de Weg vertegenwoordigt, spring dan naar beneden.” [7] De Verhevene zei hem: “Men zal de Dharma niet op de proef stellen.” [8] Weer nam Mara hem mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij liet hem alle koninkrijken van de wereld zien met al hun pracht, [9] en zei: “Dit alles zal ik jou geven, als je voor mij in aanbidding neervalt.” [10] Toen zei de Verhevene hem: “Ga weg, Mara. Alleen de Dharma zal men vereren en onderhouden.” [11] Toen liet Mara hem met rust, en er kwamen bodhisattva’s om hem van dienst te zijn.
Bergrede (tweede fragment)
[1] Een grote menigte volgde de Verhevene toen hij ronddtrok om over de Dharma onderricht te geven. Bij het zien van deze menigte ging hij een berg op, en toen hij was gaan zitten, kwamen zijn leerlingen bij hem. [2] Hij nam het woord en onderrichtte hen met deze toespraak: [3] “Gelukkig die arm van geest zijn, want hun behoort het Reine Land. [4] Gelukkig die verdriet hebben, want zij zullen getroost worden. [5] Gelukkig die zachtmoedig zijn, want zij zullen het land erven. [6] Gelukkig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. [7] Gelukkig die barmhartig zijn, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. [8] Gelukkig die zuiver van hart zijn, want zij zullen de Weg zien. [9] Gelukkig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van de Weg genoemd worden. [10] Gelukkig die vervolgd worden vanwege de gerechtigheid, want hun behoort het Reine Land. [11] Gelukkig zijn jullie, als ze jullie uitschelden en vervolgen en je van allerlei kwaad betichten vanwege mij. [12] Wees blij en juich, want bij jullie wedergeboorte wacht jullie een rijke beloning. Zo hebben ze immers de leerlingen van vorige boeddha’s vervolgd. [13] Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout krachteloos wordt, waar moet je het dan mee zouten? Het deugt alleen nog maar om weggegooid en door de mensen vertrapt te worden. [14] Jullie zijn het licht van de wereld. Een stad kan niet verborgen blijven als ze boven op een berg ligt. [15] Je steekt een lamp niet aan om haar onder de korenmaat te zetten, maar je zet haar op de kandelaar, en dan schijnt ze voor allen in huis. [16] Laat zo jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede werken zien en de Weg verheerlijken.”
– Klik op de links voor de oorspronkelijke tekst van het eerste fragment en die van het tweede fragment (Willibrordvertaling 1995). De nummering van de verzen in de bijbeltekst, die ook in het schriftje te vinden is, wordt hierboven gehandhaafd.
Kees Moerbeek zegt
De Positivoos hadden het over de Chrislam, maar dit hier is Boeddhdom of Chrisdhisme?
Haaks op de Dharma staat:
‘Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten. 12 Verheug je en juich, want je zult rijkelijk worden beloond in de hemel; zo immers vervolgden ze vóór jullie de profeten.’
De Boeddha zou zijn tong afbijten voor hij iets dergelijks zou zeggen. Ten eerste ging het niet om hem. Hij is geen zoon van god. Ten tweede: lijden goedpraten en goed doen aanprijzen, want een godheid beloont je?
’14 Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. 15 Men steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens onder een korenmaat weg te zetten, nee, men zet hem op een standaard, zodat hij licht geeft voor ieder die in huis is. 16 Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.’
De Boeddha had het over licht laten schijnen om jezelf te verlichten. Het doel is tot inzicht komen, om vervolgens juist te handelen en het lijden te verlichten. Niet om aan een ander te tonen hoe verlicht je bent, om daar Boeddha-betere een opperwezen mee te eren. Vanuit boeddhistisch oogpunt is wat Jezus zegt het boeddhistische paard achter de boeddhistische wagen spannen.
’29 Als je rechteroog je op de verkeerde weg brengt, ruk het dan uit en werp het weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat heel je lichaam in de Gehenna geworpen wordt. 30 En als je rechterhand je op de verkeerde weg brengt, hak hem dan af en werp hem weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat heel je lichaam naar de Gehenna gaat.’
Dit is geen voorbeeld van de Middenweg die de Boeddha bepleit. Bekend is dat hij met het ascetisme experimenteerde, maar dat afwees als te radicaal. In het Boeddhisme is het lichaam (met de geest) een instrument om verlichting te bereiken. Christenen hebben altijd problemen gehad met het gegeven dat mensen ook een lichaam hebben. Dat lichaam is zondig. Het duidelijkste voorbeeld is de verkrampte houding die m.n. de rk-kerk erop nahoudt wat betreft seksualiteit.
’43 Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.” 44 En ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, 45 alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. 46 Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo? 47 En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan? Doen de heidenen niet net zo? 48 Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.’
Blijkbaar zijn er kinderen van god en ‘werkelijke’ kinderen van god, in het Boeddhisme heeft iedereen de boeddhanatuur. Ook iemand die niet mediteert kan een boeddha worden. De heidenen komen er hier nog goed af, omdat toegegeven wordt dat zelfs zij zich vriendelijk gedragen en dat ook voor hen de zon schijnt. Maar ze zullen nooit volmaakt worden, want daarvoor moet je Jezus volgen. Die exclusiviteit claimt de Boeddha niet.
Christendom en boeddhisme zijn niet een pot nat, op onderdelen zijn de verschillen zeer groot. De houding ten opzichte van het lijden verschilt radicaal. In Boeddha’s optiek kunnen mensen zichzelf verlichten, zij hoeven niemand te volgen. Maar belangrijker is het verschil in mensbeeld. In het christendom zijn mensen mislukte afspiegelingen van god, en ellendige schuldige wezens, vanaf de geboorte. In het boeddhisme zijn mensen mensen.
Ik kom uit een rk nest en liet het geloof varen toen ik puber was. Mijn voorouders waren eeuwenlang rk. De Bergrede is mij zeer dierbaar, maar vanwege juist de bezwaren die ik hierboven beschreef past het boeddhisme me beter. Daar ben ik mijn rk achtergrond dankbaar om.
Heiloo is een Maria-bedevaartplaats. Daarvan is het motto; Door Maria naar Jezus. Daar voeg ik graag aan toe: Door Jezus naar Boeddha :-)
Jules Prast zegt
Kijk, dat vind ik nou het voordeel van het Boeddhistisch Dagblad, Kees: de dialoog die je kunt krijgen over boeddhisme en christendom doordat jij punten van overeenkomst en verschil verder uitanalyseert.
Voor het overige fungeer ik slechts als doorgeefluik, als iemand die de inhoud van het genoemde schriftje op zijn blog heeft overgetikt.
Kees Moerbeek zegt
Een dialoog is zinnig en nooit weg, maar is dat wel mogelijk met (sommige) godsdienstig gelovigen? Laten zij andersdenkenden en andersgelovigen wel in hun (menselijke) waarde? Niet zelden is die menselijke waarde ondergeschikt aan iets Hogers, lees: God en zijn Leer (= Zuivere Leer, Juiste Openbaring).
Je zult een godsdienstig gelovige bijna nooit horen zeggen dat het Achtvoudige Pad onzin is. Maar, is mijn ervaring, op enig moment komt er een opperwezen uit hun hoge hoed getoverd. Vaak is dat wanneer er eigenlijk geen argumenten zijn en woorden tekort schieten. Dan wordt de ‘dialoog’ een monoloog van de godsdienstig gelovige en de toon minder aardig.