De vraag ‘wat is liefde nou eigenlijk?’ houdt me al langere tijd bezig. En roept meteen zóveel subvragen op, dat ik aarzelde om hier aan dit onderwerp te beginnen. Elk antwoord dat verkregen wordt is natuurlijk allang weer hoogzwanger van de volgende vraag. Laat ik dan maar eens beginnen met een tegenvraag: wat is géén liefde?
Het antwoord lijkt voor de hand te liggen. Woede. Haat. Afkeer. Maar dat is iets te simpel. Duiken we het universum in, dan zullen we daar tevergeefs naar menselijke concepten zoeken als liefde en haat etc. Er zweven daar nergens pakketjes of brokken liefde of haat rond. Niets om vast te pakken. Behalve misschien een verliefde of afgewezen astronaut.
Waar vinden we liefde dan wel?
In onszelf. In ons hoofd en in de rest van ons lichaam.
Hier vinden we vrij veel wat te maken heeft met het concept liefde. Opvattingen en overtuigingen.
Eigenliefde. Of liefde voor iemand anders, wat meestal een projectie van verlangen is — en daarmee weer eigenliefde. Moederliefde voor een kind. Hoe mooi en onvoorwaardelijk ook, geeft het de moeder ook iets.
Een sterke hormonale respons. Niet zo romantisch, dat besef ik. Of naastenliefde, universele liefde, wat dat ook maar moge zijn.
Liefde is een gevoel! Zingt de popzanger. Dat is ook zo. Een mooi gevoel zelfs. Liefde is lijden… zingt een bluesartiest. Andere musici, een dichter, een literair romanschrijver, auteurs van chicklit en wat dies meer zij, roepen met variaties allemaal iets zoals: ‘Liefde geeft vleugels!’ en meer van dit soort romantische kretologie. Niks hoor, gewoon een hormonaal aangestuurd proces in het lichaam, maar dat klinkt natuurlijk veel te prozaïsch. Een postzegelverzamelaar heeft liefde voor zijn collectie – en daarmee voor zichzelf. Elk nieuw stukje bedrukt papier geeft hem een euforisch gevoel en zijn ego wentelt zich daar knorrend van de pret in rond en beloont het gevoel van eigenliefde. ‘Een psychofysieke response op een primair externe stimulus,’ zei een bevriende psycholoog ooit tegen mij.
Tsja.
Hoe dan ook, dan weet je dus nog steeds niks. ’Alles is liefde,’ is een liedje van Bløf met zo’n streepje door de o. Maar is alles ook echt liefde?
Nee, dus.
Denk ik.
Alles is eigenliefde dan?
Misschien.
En als je het vanuit het perspectief van de verrichter van liefdesgerelateerde daden bekijkt?
Om dat gevoel voor eigenliefde te koesteren kunnen mensen namelijk nogal ver gaan. Stalken, of zelfs iemand vermoorden, bijvoorbeeld. Of pijnigen, om vergeefs het gevoel van jaloezie tot zwijgen te brengen. Er zijn stalkers met obsessieve liefde als drijfveer. Dat heeft niets met hun object van stalking te maken, maar alles met tekorten in zichzelf. Het positieve gevoel dat aan deze gruweldaden gekoppeld wordt, ontdaan van alle mooie bewoordingen, en teruggebracht tot de essentie, is eigenliefde.
Veel dingen worden ook benoemd als liefde, zoals vaderlandsliefde. Israël, i.c. het leger en de opdrachtgevers daarvan. De bevolking, die een collectieve herinnering aan de holocaust heeft, en de erfenis daarvan aan hun kinderen doorgaf, moordt nu via het leger de bevolking van de Gazastrook en delen van Libanon uit. Uit liefde voor het eigen volk? Of uit liefde voor de corrupte Netanyahu, die uit eigenliefde oorlog blijft voeren zodat hij president kan blijven, en zo kan voorkomen dat hij achter de tralies verdwijnt?
Of Adolf Hitler, met zijn Tweede Wereldoorlog en de moord op zes miljoen Joden, deed die dat uit ziekelijke liefde voor zijn eigen, superieure Germaanse ras? Om zijn eigen gestoorde opvattingen innerlijk kopjes te kunnen geven? Of de huidige generatie extreemrechtse populisten, verspreiden die hun enge ideeën uit vaderlandsliefde, liefde voor het volk of ten faveure van hun eigen ego’s? Wat er ook aan ten grondslag ligt, er is iets dat hun een innerlijk bevredigende zelfliefdeskriebel geeft.
Zijn het gelukshormonen? Dat brengt ons liefdesgevoel (oxytocine heet de veroorzaker) terug tot de aanmaak van signaalstoffen in allerlei klieren. We zijn dus allemaal slaaf van de hypothalamus en de hypofyse. Met andere woorden: liefde is geen warm, verbindend, allesdoordringend spiritueel gevoel dat mensen en dieren harmoniseert. Want dat hele hormonale systeem wordt geactiveerd door stimuli die bij elk mens, afhankelijk van allerlei factoren als afkomst, erfelijkheid, opvoeding en ervaring een geluks-response opleveren. Dus ook liefde voor iedereen geeft een hormonale response, die, als je het goed bekijkt, het begrip liefde wat mij betreft ontdoet van zijn geromantiseerde aspecten. Welke gelukshormonen een doorgeslagen psychopaat bevredigende gevoelens bezorgen als hij een slachtoffer zojuist uiterst pijnlijk heeft omgebracht weet ik ook niet, maar ze zullen niet veel verschillen van een liefdespaar dat elkaar in een mooie erotische ervaring gevonden heeft.
Ontluisterende gedachte.
Zouden al die hormoongestuurde activiteiten ook karma teweegbrengen? Lijkt me wel, hetgeen die oxytocinevreugde toch weer ietwat reduceert. Er zijn nogal wat vragen die je over de vele vormen van liefde kunt stellen, maar die nooit een definitief eindantwoord zullen opleveren. Vragenstellen, filosoferen, romantiseren en speculeren hebben elkaar bij de hand in een nooit eindigende rondedans, want elke uitkomst, elk antwoord is het begin van nieuwe vragenreeksen, zei ik al in het begin van dit verhaal. Leuk om de verveelde geest mee bezig te houden (welk gelukshormoon zou hier nou weer aan het werk zijn?), maar zoekers naar bevrijding lopen het gevaar om hier in te blijven hangen. Ik ook. Ik stelde eens een vraag aan een vrouw die zich al een tijdje geleden op het boeddhistische pad had begeven. ‘Wat is het meest evidente verschil met vroeger?’ vroeg ik.
‘Dat mijn liefdesgevoel veel meer in evenwicht is gekomen.’ Ze keek daarbij een beetje hemels.
Ik betrapte mezelf op een acuut opkomend, licht cynisch gevoel over menselijke liefdesconcepten. Maar ik zweeg omwille van die hemelse blik.
Uit liefde.
Siebe zegt
Henk, je weet toch dat God Liefde is en dat God alomtegenwoordig is?
Henk van van Kalken zegt
Ach… Sorry, het was me even ontschoten