‘Woorden weten van zichzelf niet waarvoor ze gemaakt zijn—en zo is het met alles in de wereld. Niets weet waarvoor het er is en ook wij weten het niet.’ (Rutger Kopland)
Woorden refereren uitsluitend in schijn én volgens conventie naar bestaande dingen. Woorden zijn de werkelijkheid niet: ze wijzen slechts naar ‘een’ werkelijkheid, maar ‘de’ werkelijkheid zijn ze absoluut niet.
Woorden conceptualiseren, monopoliseren de verschijnselen. Ze beknotten ons om de fenomenen in hun compleetheid te zien. Door deze inperking maken ze een puur gewaarzijn van de fenomenen—d.i. het beleven van de verschijnselen als een onbevooroordeelde ervaring—onmogelijk. Méér: door hun subjectief gekleurd oordeel veroorzaken woorden doorlopend ongewenste reacties.
Woorden zijn de veruitwendiging van onze gedachten—in wezen ‘essentially impersonal phenomena passing by’ (Stephen Levine)—die op élk moment vertolken hoe we dénken dat de wereld in elkaar steekt, niet hoe de wereld in werkelijkheid ís.
Brutaal gezegd: de dingen, zoals ze door woorden benoemd worden, bestaan in feite niet. Althans niet op de wijze waarop wij (in onze groteske arrogante onwetendheid) dénken dat ze bestaan.
In essentie dragen woorden—zoals alles trouwens—geen enkele substantialiteit in zich. Alle fenomenen waar woorden naar verwijzen zijn immers leeg aan zelf; leeg aan essentie; leeg aan ziel. Ze zijn zo leeg als de witruimte tussen deze regels; zo leeg als de spaties tussen deze woorden én zo leeg als de woorden zelf.
Woorden kleven labels op verschijnselen. Ze verheffen de—zich op elk moment transformerende—fenomenen tot vaste, stabiele, onveranderlijke concepten, alsof deze geen enkele verandering in zich zouden dragen en dit ook niet zouden dulden.
Woorden creëren de discrepantie tussen concept en wérkelijke werkelijkheid.
… Vanavond zaten twee dhammabrothers in stilte samen op hun zafu. In stilte. Samen. Op hun matje. Zonder woorden. Al wat wezenlijk is vulde de ruimte. Zazen. Shikantaza.
Toen citeerde Bert—out of the blue—het gedicht van Rutger Kopland. Met deze woorden ging hij voorbij woorden.
Wijsheid ligt voorbij woorden. Voorbij wat taal vermag. Voorbij het zintuiglijke. Voorbij de efemere fenomenen. Voorbij onze aangeleerde, geconditioneerde, routineuze manier van ‘begrijpen’.
De Boeddha’s knikten instemmend…
Taigu zegt
Als alle woorden verwijzen naar insubstantialiteit en leegte, geldt dit dan ook voor dit fragment van Guy Dubois uit het BD van 31 maart 2024?
“De Boeddha raadde zijn volgelingen in de Kalama Sutta aan om aandachtig al zijn leerstellingen te onderzoeken. Uit te pluizen. Forensisch te verifiëren.
Vertrouwen (P. saddha) hebben in je spirituele praktijk betekent dus ook dat je de mogelijkheid aanvaardt dat je het bij het verkeerde eind kunt hebben. Dit is Vrij Onderzoek—de mentale ingesteldheid die duisternis verdrijft.
Het wil zeggen dat de dhammanuvatti op een radicale, niets onthullende manier op zijn eigen limieten kan (en zal) botsen. Op de grens van het niet-weten.
Deze grens is de voedingsbodem voor wijsheid. De plaats waar hij/zij de stroom betreedt. De Rubicon oversteekt. Inzicht verwerft in zijn/haar wereldse situatie (P. lokiya) én verbinding maakt met het transcendentale niveau (P. lokuttara). Anders gezegd: duidelijk het onderscheid ‘ervaart’ tussen de relatieve zintuiglijke realiteit (de illusie, de begoocheling) en de absolute werkelijkheid (datgene wat wáár is). In de Pali-canon wordt dit moment gotrabhu-citta genoemd.”
Alles leeg. Boeddha insubstantieel… Dat zou pas bevrijdend zijn…!
kees moerbeek zegt
‘Woorden creëren de discrepantie tussen concept en wérkelijke werkelijkheid.’ Dit is een geloofsovertuiging, niet meer of minder en dat mag. Wie pretendeert de ‘werkelijke’ werkelijkheid te kennen en is het niet beter om in ieder geval een serieuze poging te doen om het Lijden in deze werkelijkheid op te heffen in plaats van ons leven te vullen met het bovenwereldlijke? Met zijn Pad wijst de Boeddha ons de weg en in dit bestaan en deze wereld.
‘Woorden kleven labels op verschijnselen. Ze verheffen de—zich op elk moment transformerende—fenomenen tot vaste, stabiele, onveranderlijke concepten, alsof deze geen enkele verandering in zich zouden dragen en dit ook niet zouden dulden.’ De wijze waarop woorden naar de werkelijkheid verwijzen is niet onveranderlijk, maar evalueert over de tijd. Dit net zoals de manier waarop mensen naar zichzelf en de wereld kijken kijken ook over de tijd is veranderd. Met name het boeddhisme veranderde de blik op onszelf en de wereld.
Moeten we in extremo omdat ‘deze’ werkelijkheid niet de ‘echte’ werkelijkheid zou zijn, ons dan maar opsluiten in de bubble van onze eigen werkelijkheid/ons eigen gelijk?
Taigu zegt
Nee, dat moeten we niet; maar in een talige structuur van een zelfreferentiële leegte, met lege woorden en lege dingen, is het onmogelijk dat er een boeddha bestaat die een pad uitzet. Taigu heeft er geen moeite mee, want de Hartsutra is zijn volkslied.
kees moerbeek zegt
Dank, Taigu.
Leegte wordt al snel in verband gebracht met nihilisme, in het boeddhisme betekent dit echter verbondenheid met alles, en dit in een constante flux. Dus totaal iets anders, maar dit moet wel telkens en tot vervelends toe uitgelegd worden.
We leven in de realiteit van een ’talige structuur’ (menselijkerwijs een uitvinding van jewelste), waarin woorden en dingen inderdaad ook verbonden zijn met alles. Dit systeem is echter wel zo praktisch ingericht dat we er mee uit de weg kunnen zonder vast te lopen in metafysica en dankzij vooral de historische Boeddha is er voortgang.
In deze wereld is er Lijden en de praktisch ingestelde mens Boeddha zette een Pad uit om de makke van dit systeem te verlichten op een voor ons haalbare manier.
De Hartsoetra staat mij ook na aan het hart.