Al vele jaren herhaal ik in mijn zentoespraken dat er in boeddhisme en zen niets te bereiken valt. Mijn favoriete metafoor is een zin uit de Sandokai: ‘het is als de voorste en de achterste voet bij het lopen’. De ene voet staat voor een houding waarin we iets willen bereiken. De andere staat voor een houding waarin we alle bereiken achterwege laten en open aandachtig aanwezig zijn. Beide houdingen staan ons in ieder ogenblik ter beschikking. Ze wisselen elkaar natuurlijkerwijze af.
Geen van beide is superieur aan de andere. Bereiken is essentieel voor onze overleving. Hoe zouden we anders aan voedsel geraken? Aanwezig zijn hoort even wezenlijk tot onze natuur. Het merkwaardige is dat we soms vastlopen in willen bereiken. Zo veroorzaken we lijden. Daarom maken we in onze meditatiebeoefening bewust ruimte voor die eenvoudige aanwezigheid.
Ik besef dat het idee dat er in de meditatie verder niets te bereiken valt, voor sommigen als een blasfemie in de oren klinkt. Ik heb leraren gehad die vonden dat er wel van alles te bereiken viel, die zelfs beweerden dat ik al van alles bereikt zou hebben, maar dat er toch nog altijd meer te bereiken viel.
In boeddhistische teksten vind je de notie van niet-bereiken op vele plaatsen terug. Maar als je mij hierop zou willen aanvallen dan vind je in boeddhistische teksten minstens evenveel tegenargumenten. Inderdaad, in vele tradities zijn er lijstjes met allerlei stadia op een pad dat tot verlichting zou moet leiden.
Ook in zen heb je begrippen als satori en kensho en zelfs daikensho (grote kensho), soms vertaald als ‘verlichtingservaringen’. En in de Japanse Rinzaitraditie heb je het koansysteem, waarbij je van koan naar koan toewerkt naar … Ja, naar wat eigenlijk?
Wie heeft er nu gelijk? Ik heb geen enkele behoefte om hierover in debat te gaan. Ik zie teksten niet als autoriteit maar als bronnen van inspiratie. En het staat iedereen vrij om op zijn of haar manier geïnspireerd te worden. Maar dat laat nog altijd de vraag open naar wat is de zin van al die systemen? We kunnen dat toch niet allemaal afdoen als alléén maar nonsens.
Een van mijn leraren, Genpo Roshi, vertelde in een toespraak dat hij ooit die vraag gesteld had aan zijn eigen leraar, Maezumi Roshi. Wat is de zin van die honderden koans waar je in zijn traditie jaar na jaar doorploetert? Maezumis laconieke antwoord was: ‘It keeps the students going’.
Ik kon een zeker gevoel van verontwaardiging niet onderdrukken. ‘It keeps the students going’. Is dat alles? Al die moeite, alleen maar om te blijven doorgaan, zoals de spreekwoordelijke wortel voor de ezel? En nu denk ik dat Maezumi het bij het rechte eind had. Er moet niets bereikt worden. Blijven doorgaan is genoeg, met de voorste en de achterste voet die elkaar natuurlijkerwijze afwisselen. En het pad dat we gaan noemen we ‘leven’.
Ik realiseer me dat er een boeddhistische term voor bestaat: upaya kausalya, vaardige middelen. Je vindt het terug in de oudste boeddhistische teksten. In de Lotus Sutra is het een centraal thema. Al die verschillende paden in het boeddhisme dienen maar om verschillende mensen aan te spreken, maar uiteindelijk is er maar één onderricht (ekayana).
Sommige moderne boeddhologen hebben een hekel de term upaya. Je kunt er alle kanten mee op. Maar dat is nu net de bedoeling ervan, dat je er alle kanten mee op kunt, tenminste dat je je tot iedereen kunt richten. En op een andere manier kun je er maar één kant mee op: het brengt je terug bij je praktijk, bij de dharma. Je zou kunnen zeggen dat alle teksten, praktijken, rituelen, gebouwen, beelden, zelfs het recente wetenschappelijk onderzoek, en à la limite de stilte vaardige middelen zijn om ons te helpen om te blijven doorgaan.
Als ik eerlijk naar mezelf kijk dan weet ik dat het willen bereiken in mijn leven heel snel de overhand dreigt te nemen. Ik verschil daarin niet van vele anderen. Dan loop ik vast. Hoe vind ik de weg terug naar mijn meditatiekussen?
Vaardige middelen moeten vaardig zijn. Wat in de ene cultuur een vaardig middel was is dat daarom niet in een andere. Een almachtige God, of een onfeilbare leraar, of een dure cursus kan voor iemand een hulpmiddel zijn en voor een ander een obstakel. En hoezeer ik ook hou van de Lotus Sutra, de gemiddelde westerling heeft geen boodschap aan al die fantastische verhalen.
Ik legde de vraag voor aan onze zengroep. Wat helpt ons om te blijven doorgaan? Het eerste wat kwam bovendrijven was een onbestemd verlangen. Een niet in woorden te vatten besef dat als we onze praktijk achterlaten, dat we dan iets wezenlijk laten doodgaan. Ten tweede was er het besef dat, ook als valt er niet iets te bereiken, dat onze praktijk wel degelijk een heilzaam effect heeft, en dat dat niet alleen onszelf maar ook de mensen om ons heen ten goede komt.
Maar kun je dat nog wel vaardige middelen noemen, een onbestemd verlangen en een heilzaam effect? Het klinkt zo vanzelfsprekend. In vergelijking met de vaardige middelen uit de Lotus Sutra stelt het niet veel voor. Maar juist daarom is het vaardig omdat wij het als natuurlijk ervaren, omdat het ons helpt ’to keep going’.