De nembutsu ligt altijd vooraan op mijn lippen, als het goed gaat, als het slecht gaat. Sommige medebeoefenaars hebben moeite te volgen dat de nembutsu een volwaardige vervanger is van meditatie. Wil je boeddhist zijn, dan móet je toch mediteren? Nee, lieve mensen, mediteren mag, als het je ligt, maar verplicht is het zeker niet.
Wanneer ben ik ontwaakt? Niet toen ik werkte. Bij ABN Amro nam een medewerker van mij ontslag om yogaleraar te worden. Ik was met stomheid geslagen, maar hij walgde van de corrumperende werking van het grote geld en de witwascaroussel, toen al, in de late jaren negentig van de vorige eeuw. Een paar jaar later, bij Philips, verraste een van mijn afdelingshoofden me met de mededeling dat ze haar baan ging verruilen voor een leidinggevende functie bij Greenpeace. Toen ik haar bij de deur van mijn kantoor uitgeleide deed, zei ik tegen haar: “Pas maar goed op daar. In dat soort posities word je afgeluisterd.” Ze lachte, leek te denken dat ik een grapje maakte, maar dat deed ik niet. Inmiddels weten we beter. Op alle mobiele telefoons kun je op afstand inbreken. Het is een koud kunstje en het gebeurt op grote schaal. Niet voor niets heet surveillance tegenwoordig “global”, niettegenstaande sussende woorden van nationale politici, onder verwijzing naar de eigen wet- en regelgeving.
Helaas wist ik toen al waarover ik het had. In mijn hele carrière, van journalist en luchtmachtofficier via rijksambtenaar op een Haags ministerie naar het bedrijfsleven, heb ik te maken gehad met inlichtingendiensten van allerlei nationaliteiten, bevriend of niet. Bevriend is in deze context een dubbelzinnige term, omdat wie jou goed gezind lijkt te zijn, zich de volgende dag even zo makkelijk tegen je kan keren. In de verwarring van deze dubbelzinnigheid kwam het voor dat wij niet wisten met wie we van doen hadden, vriend of vijand. Bij de overheid kenden we altijd het nummer dat we moesten draaien. In het bedrijfsleven vroegen we in zulke gevallen soms een internationaal recherchebureau om de mensen te volgen en te fotograferen die ons in het buitenland volgden en fotografeerden. In een onafluisterbare ruimte deed het bureau ons verslag, vergezeld van lichtbeelden. Dusdoende wisten we of onze tegenpartij bestond uit criminelen, of ingehuurde teams van plaatselijke diensten, of loslopende spionnen, of diplomaten-onder-dekmantel, of een mengeling van deze groepen. Ik geef dit voorbeeld om iets te stellen tegenover het bespottelijke vitriool, nu in de openbare opinie de pennen in beroering worden gebracht over de term “spionnenschool”. Je hoeft er geen spannende films voor te kijken. Het is een volstrekt profane business, waarin je met betrekkelijk eenvoudige middelen achter het geheim van andere actoren kunt kijken.
Anno 2022 bellen angstige vrienden mij op om in ernst te vragen of de Derde Wereldoorlog al is uitgebroken, als ze een dag lang het nieuws niet hebben kunnen volgen. Of Rusland in Oekraïne al tactische (eufemisme voor ‘kleine’) kernwapens heeft gebruikt. Je ziet mensen in West-Europa op straat tegen camera’s van televisiejournaals verklaren dat ze niet begrijpen waarom zij de prijs moeten betalen, terwijl hun land niet in staat van oorlog is. Ontmoet ik zulke mensen, dan zeg ik dat de wereld in ieder geval sinds het einde van WOII, zo niet langer, bij voortduring het schouwtoneel is geweest van gewapende conflicten. En dat het onzin is te denken dat het ons niet raakt, omdat wij al meer dan vijfenzeventig jaar in vrede hebben geleefd. Dat asielzoekers uit Syrië niet zomaar op het gras in Ter Apel komen slapen. En dat gasbellen die op onverklaarbare wijze opborrelen uit gebroken leidingen in de Oostzee, wat mij betreft even onheilspellend zijn als de nucleaire chantagepogingen van een amoreel, cynisch, roekeloos en nihilistisch gangsterbewind in Moskou.
Want in wat voor vrede leven wij nou? In de vrede van mensen die zich ondanks covid en inflatie nog steeds kunnen verlustigen in de nodige welvaart, die zich hun dagelijkse lapje vlees en producten met palmolie laten smaken, terwijl ze op zijn best ach en wee roepen terwijl het Amazonewoud aan mootjes wordt gehakt, en misschien wat geld overmaken aan het Wereldnatuurfonds, mocht in Indonesië de tijger met uitsterven worden bedreigd. Het nadeel van alle misbaar in Nederland over stijgende energieprijzen en mogelijke uitkoop van boerenbedrijven is dat, alle goede intenties ten spijt, de aarde, de levende dharma, de facto opnieuw naar het tweede plan wordt gedirigeerd. Elders in de Europese Unie gaat het niet anders. In een materialistische wereld blijft economie ecologie overtroeven en wordt de harmonie van de Tao met voeten getreden, alsof het wassende water wacht op onze beleidsprioriteiten.
Veel boeddhisten (de goede natuurlijk niet te na gesproken) lijken geen haar beter dan andere mensen. Boeddhisme is goed in het kleine, maar onvermogend in het grote. Het is goed in samen beoefenen in de sangha, in iets te doen door niets te doen, in goed te doen voor naasten of in het leiden van een liefdevol hospice. Met niets van deze actie of niet-actie is op zichzelf genomen iets mis, in tegendeel. Maar boeddhisme heeft geen geschiedenis van maatschappelijke actie, van goed doen in het groot. Het enige wat boeddhisme ooit heeft gedaan met wereldlijke gezaghebbers, is het achterwerk te likken van de keizer of van de plaatselijke satraap, in de hoop dat het tot voordeel zou strekken van de eigen traditie, en tot nadeel van alle andere.
Wie wil weten hoezeer boeddhisten zich in de praktijk, ondanks hun dharma, gedragen als dharmaloze mensen, wende zijn blik naar Myanmar. Of naar de seksuele escapades van boeddhistische leraren met hun leerlingen, of van boeddhistische kloosterlingen met aan hun zorg toevertrouwde wezen en andere kwetsbare jongeren. Maar de Dalai Lama dan, en Thich Nhat Hanh, en Shengyen, en al die andere boeddhistische leraren met min of meer geëngageerde bewegingen en beweginkjes? Ik zeg niet dat boeddhisme niet tot iets goeds in staat is, maar wel dat boeddhisme niet tot iets groots in staat is. Behalve misschien als er weer eens een Boeddha op aarde zou verschijnen, hoewel deze, als Jezus ten overstaan van Dostojevski’s Grootinquisiteur, het gevaar zou lopen niet als zodanig te worden erkend. De enig mogelijke conclusie is dat wat, zoals boeddhisme, in essentie iets marginaals is, en niet in staat tot iets groots, op maatschappelijk vlak aanvulling behoeft van iets anders. Maar van wat?
— Taigu
Ujukarin zegt
Waarde Taigu,
Je haalt wat dingen door elkaar ben ik bang. “Het is goed in samen beoefenen in de sangha, in iets te doen door niets te doen, in goed te doen voor naasten of in het leiden van een liefdevol hospice. Met niets van deze actie of niet-actie is op zichzelf genomen iets mis, in tegendeel. Maar boeddhisme heeft geen geschiedenis van maatschappelijke actie, van goed doen in het groot. ”
Waar in de soetra’s vind je ook maar enige aanwijzing dat Boeddha en latere leraren dat goed-doen-in-het-groot aanbevelen aan volgelingen? Ik ken ze niet.
Inplaats daarvan geeft Boeddha adviezen om gewoon alle ‘wereldse’ zaken te baseren op de dasa raja dhamma, een lijst van 10 ethische principes die ik en anderen hier al eens genoemd hebben. En om het op basis van individueel gedrag te doen, niet op basis van ‘groepen’ of ‘de wereld’. Gegeven dat we een democratisch bestel hebben betekent het dus dat we volksvertegenwoordigers niet alleen kiezen op basis van hun geplande beleid, maar ook op basis van hoezeer we hun ethisch handelen vertrouwen. Het moreel kompas dus, wat zo node mist in de politiek (inclusief in ‘boeddhistische’ landen als Myanmar en Sri Lanka). En via die weg breng je ook andere zaken waar boeddhisten voor staan, zoals Metta en Compassie voor alle wereldburgers en ecologisch bewustzijn, onder de aandacht.
Dat is waar het stopt. Geen enkele regering, project, ontwikkelprogramma moet als onderdeel van boeddhistisch leven gedaan worden. Want dan worden wij veel te veel vervuild/besmet door de negatieve kanten van groepsdynamiek, we worden weer balas (schapen) inplaats van aryas-in-de-dop (wijzen).
With folded palms,
Horan zegt
Namu Amida Butsu