Op een dag vroegen ze me om een zenworkshop te geven aan de Kaaij. Dat is een begrip in Nijmegen. Gezelligheid, lekker eten en drinken, muziek, kunst. Allemaal onder de oude Waalbrug, aan het water. Dat is het idee. En het loopt als een trein, al een paar jaar. Dit keer was het dus voor een paar dagen uitgebreid met interculturele workshops, massages etc. En zen dus. Meedoen?
Ik mocht op het strandje meteen links van het Ooijbruggetje. Natuurlijk. Leuk. In de open ruimte. Dat was iets heel nieuws. Dus met een paar getrouwe helpers op pad om ons in te richten. Hoe doe je dat op het strandje van een rivier? We konden geen kussens of matten meenemen, want met de auto kan je daar niet komen. Nou Maarten wist raad. Hij groef gerieflijke seiza-zetels in het zand die later iets minder gerieflijk bleken, maar dat mocht de pret niet drukken. Christiaan had een tafeltje meegesjouwd voor een paar van mijn boeken en folders en dat was het dan.
Hoe trek je dan publiek? Nou als je bovenop het bruggetje staat, dan kun je al het strandje zien en op het harde deel tekende Maarten heel groot het woord ZEN in het zand. We verduidelijkten deze inspirerende tekst met keien. Ja die E was expres omgedraaid, eerst. Christiaan maakte er later weer een gewone E van. Oh ja, we hadden ook nog gele kartonnen bordjes opgehangen overal. En toen maar wachten.
Er kwamen in totaal zes mensen op onze workshop af. Vier familieleden van Christiaan en Roos, die bij mij zit en een vriend. Met Maarten, Christiaan en mijn vrouw Ellen waren we dus met z’n tienen. Maar geen deelnemers dus die zo maar uit het niets kwamen aanwaaien.
Voor pakweg drie à vier aanwezigen was zenmeditatie iets nieuws. Dus ik stak van wal. Ik sprak over het hoe en het waarom van het zitten. Ik sprak van de kracht en de moed van de aanvaarding die bij het zitten aan de dag kan treden. En over het avontuur in de onmetelijke ruimte dat we vervolgens kunnen aangaan. Toen gingen we het doen. Zitten. En we zaten. Al was het maar vijf minuten. Vijf gouden minuten.
Wat ik in taal te melden had verwoei goeddeels in de wind. Maar die paar minuten zitten waren goud. De kinderstemmen, het bonken van passerende schepen, het windje, de zon, het klotsende water, het vage rumoer van de Kaaij… Wat het was, dat goud? Niemand die het later eigenlijk onder woorden kon brengen. Daarop kinhin, loopmeditatie in een lange rij over het pad en langs de bomen en de begroeiing van de oever over een pier recht het water in en weer terug en langs de waterkant tussen de zonaanbidders door.
Bij de thee bleek dat we allemaal iets hadden meegemaakt, iets dat zich niet laat vangen in woorden. Maar het kwam erop neer dat we de dingen om ons heen met een ander oog zagen. Het oog van de ruimte, het oog van de openheid.