‘Dat is waar het om draait’, zei de jonge vrouw, rechts van mij.
Ze sprak haar woorden langzaam en nadrukkelijk uit en toen ze zweeg viel er voor het eerst een langere stilte.
We bevonden ons in een zaaltje in het Texas State Capitol, het regeringsgebouw van de staat Texas. Op de met rood leer beklede stoelen aan een lange tafel zaten zo’n vijfentwintig medewerkers van de afdeling Legislation van het Huis van Afgevaardigden, allemaal juristen. Aan de muur bevond zich een scherm met mijn Power Point. Ik had verteld over de keuzes die een land heeft om te reageren op datgene wat zij beschouwt als een overtreding of delict. Ik besprak het verschil in ‘opsluitbehoefte’ tussen Rusland, Oost-Europa, Scandinavië, Nederland en de VS. Dat die behoefte om op te sluiten niet lijkt toe te nemen door stijgende criminaliteitscijfers maar door de ‘staat’ waarin een land zich bevindt vanwege historische, politieke, geografische, en economische factoren. De mate waarin iedereen mee mag en kan doen. En dat het opsluiten van mensen een van de krachtigste criminogene factoren is en criminaliteit vooral bevordert.
Ook besprak ik de keus voor het soort straffen en de manier waarop die worden uitgevoerd. En ik vroeg: ‘Is iemand die een verschrikkelijk delict heeft gepleegd nog steeds een medemens? Een van ons? Geloof je dat zo iemand zich kan rehabiliteren? En hoe belangrijk is de kwaliteit van zijn of haar bestaan?’
Ik zie dat de jonge juriste van Afro-Amerikaanse afkomst zeer geraakt wordt als ze nadenkt over het antwoord op deze vragen: ‘Dat is waar het om draait’.
Die bijeenkomst in Texas was een jaar of acht geleden. Ik schreef een paar jaar geleden het boek ‘Het zijn Mensen’ dat vorig jaar uitkwam. Daarin vertel ik hoe ik in mijn loopbaan als gevangenisdirecteur ben omgegaan met het goede en slechte in ons allemaal, de dader en het slachtoffer, ons aller donkere en lichte kant. Over vooroordelen in de samenleving en de manier waarop we elk incident, elk delict verkleinen naar de verantwoordelijkheid van een individueel mens. Een dader, een ambtenaar, een minister. Denk aan de reactie op de moord op Anne Faber, de toeslagenaffaire, de gaswinning in Groningen. Door iemand of een paar ‘iemanden’ de schuld te geven kunnen wij allen onze handen in onschuld wassen en hoeven we niet naar onszelf en onze manier van met elkaar omgaan te kijken of iets te leren.
De vrouw in Austin, een weldenkend en gevoelig mens, werkt dagelijks in een pervers en repressief systeem dat miljoenen gezinnen discrimineert, uitsluit en onderdrukt. Die gezinnen wonen meestal in buurten waar armoede en criminaliteit de boventoon voert. Een opgroeiend kind in een Afro-Amerikaans gezin waar vader afwezig is en moeder drie banen heeft moet over heel veel geluk en aangeboren eigenschappen (intelligentie, vermogen om met het geweld en uitsluiting te dealen) beschikken om aan de gevangenis te ontsnappen. Succesvol zijn betekent vervolgens vaak een overstap van de onderdrukten naar de onderdrukkers. Ik begrijp die stap, die harde keus heel goed.
Ik denk dat het niet altijd gaat om de vraag of een individueel mens (dit kind, een ambtenaar, delinquent) wel of niet deugt. Meestal ligt een groot deel van de oorzaak van het geweld niet bij het individu maar bij de manier waarop we in de gemeenschap met elkaar omgaan. Preciezer gezegd: de vraag in hoeverre we verantwoordelijkheid nemen voor de relaties die we aangaan. Of juist niet aangaan. En dat begint niet in de gevangenis maar bij de geboorte van elk kind en de al dan niet gezonde sociale samenhang in de gemeenschap waarin hij of zij vervolgens terecht komt. Wat kan zij van ons verwachten?
‘It takes a village to raise a child and a child who is not embraced by the village will burn it down to feel its warmth…’
Frans Douw
Schrijver van het boek ‘Het zijn Mensen’.
Bert Dorrestijn zegt
Mooi stukje! We vergeten vaak dat als wij met onze wijsvinger naar een ander wijzen, er drie naar onszelf gericht zijn.