‘Gelukkig zijn is wanneer wat je denkt, wat je zegt en wat je doet in harmonie zijn.’
Mahatma Gandhi
Ik heb het altijd moeilijk gehad met het begrip ‘geluk.’ De westerse invullingen ervan zijn vaak beperkt tot de sentimentele opvatting dat je altijd ‘happy, happy’ moet zijn en de kreet ‘you can make it all by yourself.’ We kunnen inderdaad kiezen voor gedrag dat ons al dan niet gelukkig maakt. In boeddhistische termen: we kunnen kiezen of we zaadjes voor heilzame opvattingen en gedrag water geven, of we dat we ook de niet heilzame varianten begieten. Maar de neoliberale opvatting dat we ‘alles zelf doen’ is een mythe. Alsof we allen ons eigen brood bakken, kleren maken en eigen vuilnis ophalen.
Op een paar mensen na die weinig trauma’s hebben opgelopen of een onverwoestbaar optimistische aanleg hebben, zoeken de meesten onder ons een leven lang naar wat nu precies heilzame of niet heilzame gedachten zijn. Wat vervolgens de nog veel grotere vraag oproept hoe we die mooie inzichten in heilzaam of niet heilzaam gedrag omzetten.
Jaren geleden vond ik een tweedehands exemplaar van ‘De kunst van het geluk’, een boek van de Dalai Lama. Ik aarzelde tussen de voordelige prijs en de al te vrolijke titel. Het boek bleef jarenlang ongelezen, tot ik een paar andere boeken las waarin de Dalai Lama op een zeer open, intelligente én wijze manier de dialoog aanging met wetenschappers. Ik las ‘De kunst van het geluk’ en kon aangenaam verrast mijn vooroordelen loslaten.
De Dalai Lama begint met vast te stellen dat geluk niet voortkomt uit genot. Dat laatste is vluchtig en leidt niet tot stabiliteit of een diepere tevredenheid, laat staan tot zinvolheid. Wat wel zin geeft is het eenvoudige besef dat we hoe dan ook onderdeel zijn van de mensheid, van een groter geheel. Zoals ik vrij wil zijn van lijden, willen ook andere mensen dat. We zijn lotgenoten, zowel in ons lijden als in ons verlangen naar geluk. Zoals de psychiater Viktor Frankl het zei: ‘De mens is klaar voor alle lijden, als hij maar de zin ervan inziet.’
Het is duidelijk dat negatieve opvattingen geluk in de weg staan. Zoals er schadelijke stoffen zijn voor ons lichaam, zijn er schadelijke gedachten en praktijken voor onze geest. Dat zijn de basisoorzaken van lijden, we klampen ons vast aan genot en aan anderen, we willen de realiteit niet onder ogen zien als die te pijnlijk is. Minder duidelijk is dat het grootste obstakel voor geluk is dat we het najagen, omdat we het buiten onszelf situeren. Waardoor we het zien als iets dat op zichzelf bestaat, iets wat we ooit zouden kunnen bezitten. Door het te verzelfstandigen en als bezit te beschouwen installeren we angst in onszelf, want wat je bezit kan je verliezen. Geluk is open van geest zijn, zodat dat we niets willen bezitten, niets verwachten en niets moeten. Geluk is tevreden zijn met wie we zijn en vooral met wat we doen en betekenen voor anderen.
Onze intelligentie maakt ons minder afhankelijk van fysieke ontberingen, we gaan minder dood aan ziekte en honger. Maar onze intelligentie creëert ook de misvatting dat we niet afhankelijk zijn van anderen. De centrale boodschap van de Dalai Lama is een radicale omkering van die misvatting. Vanaf onze geboorte hangen we af van anderen, van hun liefde, hun mededogen. Als we dat beseffen, kunnen we inzien dat anderen afhangen van onze liefde, ons mededogen. Precies dit inzicht leidt tot geluk. Wanneer we radicaal kiezen om goed te doen, bouwen we negatieve gewoonten af. Niet agressie en egoïsme zijn onze natuur, maar een allesomvattend mededogen met al wat leeft.
Mededogen als levenshouding leidt tot stabiliteit. Wanneer we ons verbonden voelen met anderen en met een groter geheel, zijn we minder afhankelijk van zowel tijdelijk lijden als van tijdelijk genot. Door het aannemen van het grootst mogelijk perspectief, counteren we de automatische neiging van onze geest om zich te vernauwen tot louter de eigen beleving. We zijn ook in staat om vanaf een sympathiserend afstandje naar onszelf te kijken en vooral om te zien wat er op de lange termijn aan de hand is.
Nieuw, positief gedrag inoefenen vraagt om volgehouden overtuiging. Om te beletten dat onze overtuiging slinkt, kunnen we een gevoel van hoogdringendheid opwekken, als besef van onze eindigheid. De uitdaging wordt dan dat we elk moment benutten om te doen wat goed is voor onszelf en voor anderen.