Dat Bodhidharma de keizer zijn rug toedraaide, is op zichzelf genomen een instructief verhaal. Maar alle levende wezens bevrijden, daar heeft het belijdende boeddhisme zelf in de eeuwen der eeuwen vele steken laten vallen. Heeft de ware mens voor zijn verlichting het boeddhisme eigenlijk wel nodig?
Op de keper beschouwd is het niet zo vreemd dat een boeddhistische voorman als de Dalai Lama in het verleden een sympathie voor het communisme aan de dag heeft gelegd. Het dialectische materialisme van Karl Marx en zijn geestelijke erfgenamen kent immers een maatschappijopvatting gebaseerd op een geestelijke ‘bovenbouw’ en een materiële ‘onderbouw’. Wie wil, kan in de verbinding en het spanningsveld van deze twee een gelijkenis ontwaren met het boeddhistische gedachtengoed van nama-rupu, afgeleid van een oude Indische voorstelling.
Onder jonge mensen in het Westen schijnt communisme weer veld te winnen, een beweging die ongetwijfeld deel uitmaakt van een complexe cultuurstroom. waarin ideeën over een betere samenleving, vermengd met pacifisme, klimaatactivisme en de ‘cancel culture’ van de social media, een nieuwe utopische bedding vinden. Het is te hopen dat zich binnen dit nieuwe elan onder jongeren een voldoende scherpe focus ontwikkelt op meer humaniteit als uitkomst van anders vormgegeven maatschappelijke verhoudingen. In de geschiedenis is het daar met het communisme heftig misgegaan, of we nu spreken over de rode excessen van de Russische revolutie en alles wat daar op volgde, of de ontwikkeling van het Chinese communisme gedurende de afgelopen eeuw. Geëngageerd boeddhisme hecht aan daadwerkelijke humaniteit van een door de dhamma getransformeerde mens, die in deze verandering zijn of haar oorspronkelijk gelaat heeft gevonden.
Er wordt in de westerse wereld van nu het nodige gejeremieerd over de opkomst van autocratisch geregeerde samenlevingen en van zogeheten ‘illiberale’ democratieën, ook binnen de volkerengemeenschap van de Europese Unie. De lange geschiedenis van het boeddhisme is weinig hoopgevend waar het gaat om een principiële keuze vóór humaniteit en een democratische rechtsstaat. Het historische boeddhisme heeft zich voltrokken onder een slagschaduw van elitisme en favoritisme in de strijd om de gunst van het wereldlijke gezag. Dat Bodhidharma de keizer zijn rug toedraaide, is op zichzelf genomen een instructief verhaal. Maar alle levende wezens bevrijden, daar heeft het belijdende boeddhisme zelf in de eeuwen der eeuwen vele steken laten vallen.
Een docent aan een grote Nederlandse universiteit vertelde mij dat studenten onlangs onaangekondigd een uur lang alle colleges onderbraken om op een pleintje te demonstreren vóór een andere norm. Je kunt een gebouw of zaal tegenwoordig niet meer naar Voltaire vernoemen, want ‘Voltaire was een racist’, zo werd er door studenten gescandeerd. Als we niet oppassen wordt een van de grote vrijdenkers van de historische Verlichting, intellectueel ‘gecanceld’. Op zichzelf kan het geen kwaad om op gezette tijden de bakens te verzetten en gebouwen de naam te geven van andere grote humanistische denkers, van Hugo de Groot tot John Lewis, en van Hisamatsu tot Thich Nhat Hanh. Tussen de colleges door lekker een glaceetje oppeuzelen bij het koffiepunt van Thay. Wie de geschiedenis ‘schoon’ probeert te herschrijven, maakt zich er kwetsbaar voor dat hij of zij verstrikt raakt in dezelfde contradicties waar eerdere generaties hun tanden op hebben stukgebroken. Europese emigré’s, van Hannah Arendt tot Thomas Mann, tijdig voor de nazi-barbarij uitgeweken naar de Verenigde Staten, keken zich de ogen uit in ‘the land of the brave and the home of the free’. Was verslaving aan radio en cinema, kortom aan de toen al bestaande amusementsindustrie, een uitdrukking van vrijheid of van onderdrukking? Het was in ieder geval compleet anders dan de Europese cultuurwaarden van Bach tot Beethoven, en gaf stof voor kritische reflectie die je na de Tweede Wereldoorlog her en der terugvindt in de werken van emigré’s die werden blootgesteld aan het democratische experiment van de Amerikaanse republiek.
Tegelijkertijd sprak na de oorlog zenfilosoof Hisamatsu zijn afschuw uit over het geweldsexces dat kapitalistische samenlevingen hadden toegepast bij het bevrijden van zijn vaderland van het reactionaire Japanse militarisme. Het spel van vrijheid dat uitmondt in onvrijheid, door sommige Europese vakgenoten van Hisamatsu geduid als ‘dialectiek der Verlichting’, kent helaas geen zekerheid over winnaars en verliezers. Menigeen verenigt zich in een gemakkelijk gelijk over hetgeen waar hij tegen is. Pas wie zelf de handschoen opneemt en zich bij het streven naar beter laat ondergaan in de stroom van licht en duister, stelt zich in de gelegenheid zich te openen voor de ontdekking dat iedereen imperfect is, ook wie is aangeraakt door de zaden van zogenaamde bevrijding, inclusief die van het ‘zitten’ in meditatie als de ultieme expressie daarvan.
De hele geschiedenis is vol van bevrijders die onderdrukkers werden en vice versa. Angst voor vrijheid van de ander lijkt helaas een wezenstrek van de mensheid. Amerikaanse vrienden schrijven mij nu over de vrees dat hun land ten ondergaat in een geweldsspiraal die wordt gevoed door de weigering van anderen om het te delen. Dat zij morgen wakker worden terwijl een nieuwe Adolf Hitler de Constitutie en het Capitool heeft omvergeworpen. Gaf de God van de Schrift de wereld niet aan de christenmens om erover te heersen? Gaf God Amerika niet aan de blanke christenmens, en toen verlichte denkers de woorden ‘We, the People’ neerpenden in de preambule van de grondwet, bedoelden zij niet mensen met een andere huidskleur, hoeveel gewetensconflicten dat sommigen van hen (zoals Thomas Jefferson, plantagehouder in Virginia) naderhand opleverde.
Wie het beter weet voor de ander, kan in boeddhistische zin niet deelachtig worden aan een bevrijding die wij pas kunnen vinden in de ander, wanneer we ons met elke ander verenigd weten. Boeddhisme is geen humanisme in de seculiere betekenis, bekent zich niet tot humaniteit op zichzelf, maar tot de humaniteit van de mens die is getransformeerd tot, en wedergeboren in de dhamma. Dit maakt boeddhisme, en zeker geëngageerd boeddhisme, zelf tot een broos en onzeker experiment. Waar en wanneer vinden wij deze bevrijding? In ieder geval niet in een onkritische wereldbevestiging. Het vrijheidsideaal van geëngageerd boeddhisme is een prisma waarin alle licht van de wereld breekt, een prisma dat ons uitdaagt onszelf niet te verliezen in gemakkelijke wijsheid over goede intenties en een nieuwe dageraad van brandschoon menselijk handelen. Welbeschouwd heb je voor een dergelijke bevrijding boeddhisme trouwens helemaal niet nodig. Hetzelfde licht breekt vaak op overeenkomstige wijze in het prisma van vele andere wereldbeschouwingen. Er zijn vele wegen die naar Rome leiden.
Namu Amida Butsu,
Jaap zegt
Waar en wanneer vinden wij deze bevrijding:
While living
Be a dead man,
Be thoroughly dead –
And behave as you like,
And all’s well.
Bunan