Toen het koninkrijk Silla zich in het jaar 57 losmaakte van China, ontstonden de Drie Koninkrijken van Korea. Dit waren: het koninkrijk Goguryeo, het koninkrijk Baekje en het koninkrijk Silla. Dit artikel gaat met grote stappen door de geschiedenis van Korea. Eeuwenlang was het land de brug die China met Japan verbond en ook de brug waarover de Boeddha naar Japan reisde.
Silla sloot in de 7de eeuw een militair verbond met het China van de Tang keizer. Hierdoor kon Korea zich verenigen, waardoor het Verenigde Silla ontstond. China wilde Korea annexeren door met Silla in zee te gaan, maar de Chinezen werden verjaagd. In de laat 9de eeuw raakte dit verenigde Silla in verval. De oude staten herleefden en worden de Latere Drie Koninkrijken genoemd.
‘Korea’
De dynastie van het Koninkrijk Goryeo, dat in 918 werd opgericht, verenigde deze drie koninkrijken in 936 en regeerde tot 1392. ‘Goryeo’ komt van ‘Goguryeo’ en ‘Korea’ is weer afgeleid van ‘Goryeo’. In 1392 kwam de Joseon-dynastie van het koninkrijk aan de macht. Deze dynastie regeerde tot 1897 en is hiermee de langst bestaande uit de Koreaanse geschiedenis. In 1897 werd Joseon omgedoopt tot ‘Daehan Jeguk’ (het ‘Grote Koreaanse Rijk’ 1897-1910).
Invasies
Het land werd eeuwenlang geteisterd door invallen van verschillende staten, onder anderen de Chinezen, de Mongolen en de Japanners. Na een reeks invasies en 30 jaar verzet tekende de Goryeo-dynastie een verdrag met de Mongolen. Vanuit Korea ondernam de Mongoolse militaire leider Koeblai Khan (1215-1294) en de eerste Yuan-keizer van China in 1274 en 1281 twee invasies naar Japan, die beide mislukten. In de jaren 50 van de 14de eeuw werd Goryeo weer onafhankelijk van de Mongolen.
Kolonie van Japan
Tijdens de Meiji-restauratie (1868-1912), die was bedoeld om de kolonisatie door het Westen en Rusland af te wenden, moderniseerde en industrialiseerde Japan zich. In relatief korte tijd ontwikkelde het land zich tot een agressieve grootmacht.
Na de Japanse overwinning op China in Eerste Chinees-Japanse oorlog (1894-1895) liet China zijn historische aanspraken op Korea varen. Door zijn overwinning tijdens Russisch-Japanse oorlog (1904-1905) maakte Japan een einde aan de Russische invloed in Korea en werd Japan een dominante macht in Oost-Azië. In 1904 controleerde het Japanse leger heel Korea.
Het gevolg van de Russisch-Japanse oorlog is het Japans-Koreaanse verdrag van 1905, de Eulsa Treaty, waardoor Korea een protectoraat van Japan werd. Vijf ministers, de ‘Eulsa verraders’, tekenden dit omstreden verdrag, maar de Koreaanse keizer Gojong weigerde. Zijn protest tegen het illegale karakter van het verdrag bij de grootmachten, haalde niets uit. De keizer trad in 1907 gedwongen af, zijn zoon volgde hem op tot 1910. In 1910 werd Korea geannexeerd en was tot 1945 een Japanse kolonie.
Het overlijden van de afgetreden Koreaanse keizer in 1919 leidde tot de March 1st Movement. De Japanse bezetter sloeg de massale demonstraties bloedig neer. De gevluchte Koreanen vervolgden hun verzet tegen Japan vanuit China en met Chinese steun.
De bevolking van Korea en van Japan delen een geschiedenis die duizenden jaren teruggaat. Nu nog steeds, in tegenstelling tot velen in Korea, is de regering van Japan van mening dat het voldoende heeft gedaan om oprechte excuses aan te bieden en om de slachtoffers te compenseren voor de wreedheden die hun land beging in de koloniale periode in Korea. Mogelijk het meest gevoelig hierbij is het onderwerp van de Koreaanse ‘comfort-women’, de seksslaven van het Japanse keizerlijke leger.
Wat bij dit alles zeer slecht valt, zeer zeker in Zuid-Korea, zijn de bezoeken van Japanse premiers en parlementsleden aan de Yasukini-schrijn in Tokio. De Standaard schrijft daarover in 2014: ‘In het Yasukuni-monument worden de zielen van 2,5 miljoen Japanse oorlogsdoden die het leven lieten in dienst van de keizer van Japan vereerd. Het monument is omstreden omdat er ook veertien veroordeelde oorlogsmisdadigers, onder meer uit de Tweede Wereldoorlog, in opgenomen zijn.’
38ste breedtegraad
Na de Tweede Wereldoorlog werd Korea in tweeën gedeeld met de 38ste breedtegraad als scheidslijn tussen het door de Sovjet-Unie en de Volksrepubliek China gecontroleerde noordelijke deel en het zuidelijke deel dat onder controle stond van de VS. Na de Koreaanse oorlog, die in 1950 begon, werd in 1953 een wapenstilstand bereikt. De 38ste breedtegraad werd de grens tussen Noord en Zuid-Korea.
Vanaf 1948 had de Republiek Korea (Zuid-Korea) te maken met diverse militaire staatsgrepen, autoritaire regimes en met ex-militairen als gekozen presidenten. In 1980 brak een studentenopstand uit, die bloedig werd neergeslagen en de roep om een democratische regering werd groter. In 1992 werd voor het eerst in 30 jaar een president gekozen die geen ex-militair was, Kim Youg-sam. Hij zette de weg van democratisering voort. In 1997 werd Kim Dae-jung gekozen als president.
Moon Jae-in is de huidige president van Zuid-Korea. Hij volgde Park Geun-hyu op. Zij was de eerste vrouwelijke president van Zuid-Korea die in 2017 uit haar ambt werd gezet vanwege machtsmisbruik en omkoping.
Boeddhisme
Ongeveer 800 jaar na de dood van de Boeddha kwam het Mahayanaboeddhisme in de 1ste eeuw via de Zijderoute aan in China en arriveerde in de 3de eeuw in het Korea van de Drie Koninkrijken, waar het shamanisme de inheemse religie was. Het boeddhisme werd staatsgodsdienst van Goguryeo in 372, van Silla in 528 en in 552 van Baekje. Via Korea werd het boeddhisme overgebracht naar Japan. De eerste missie vond plaats in de eerste helft van de 7de eeuw, een tweede missie van geleerden uit Korea werd in 577 naar Japan gezonden op uitnodiging van de Japanse heersers.
Het boeddhisme in Korea bestond naast drie belangrijke godsdiensten: het confucianisme, het taoïsme en shamanisme. Het confucianisme werd hoofdzakelijk beleden in regeringskringen, de andere waren meer geliefd bij het volk.
Mark Cartwright schrijft in zijn artikel Buddhism in ancient Korea: ‘Eenmaal erkend als staatsreligie ontstonden er in Korea overal boeddhistische tempels en kloosters, met landerijen, met koninklijke steun en met belastingvrijstelling en ze werden zo rijk dat ze rivaliseerden met de staat. Veel van deze kloosters hadden een eigen legertje, maar ze hielpen ook armen.’
In het Verenigde Silla ontstonden de ‘Negen (berg)scholen van Seon’ nadat 1200 jaar geleden het Chan-boeddhisme van China naar Korea werd gebracht. In de tijd van Jinul Puril Bojo Daesa (1158–1210) was het boeddhisme in crisis. Het was in wereldse zaken verstrikt geraakt, waardoor zaken als waarzeggerij, rituelen en gebeden voor zakelijk succes ingang vonden. Jinul was een Koreaanse monnik uit de Goreyo periode die een invloedrijke rol speelde bij de vernieuwing van het Seon-boeddhisme. Hij werkte aan de vereniging van de diverse boeddhistische sektes van zijn tijd, noemde dit de ‘samādhi and prajñā society’ (Korean: Jeonghyesa) en stichtte de Jogye orde.
Vervolging
Tijdens de Joseonperiode (1392-1897) werd het boeddhisme vervolgd. Het neo-confucianisme nam de rol van het boeddhisme over. Het aantal boeddhistische kloosters werd beperkt, zo ook het aantal boeddhistische religieuzen, het grondbezit van monniken werd beperkt en de leeftijd van toetreding tot de sangha werd verhoogd. Op het hoogtepunt werd het monniken en nonnen verboden om in steden te komen. Boeddhistische begrafenissen en zelfs bedelen werd verboden. Sommige heersers hieven de strengste verboden af en toe op.
Na de mislukte Japanse invasies van 1592 en 1598 werden veel beperkingen opgeheven. De koning van Joseon die niet voorbereid was op de eerste invasie, deed een wanhopig beroep op de Koreaanse Seon meester Hyujejong (1520-1604) om guerilla-eenheden van monniken op te richten. Het optreden van het zo’n 5.000 strijders tellende monnikenleger van de zenmeester speelde een belangrijke rol bij het verjagen van de Japanners. Al tijdens eerdere invasies waren righteous armies, vrijwillige burgermilities actief, zo ook in de koloniale periode tegen de Japanners.
Japanse erfenis
Tijdens de Meiji restauratie in de jaren 1870 schafte de Japanse regering onder andere het celibaat af voor boeddhistische monniken. Jōdo Shinshū en Nichiren scholen begonnen missionarissen naar Korea te zenden. Na de annexatie in 1910 van Korea veranderde het Koreaanse boeddhisme ingrijpend. Waren traditioneel tempels met hun eigendom collectief bezit van de sangha, als gevolg van de bezetting werden het overerfbare private ondernemingen van abten, aangesteld door de Japanse gouverneur-generaal van Korea. Daarbij namen pro-Japanse boeddhistische facties Japanse praktijken over zoals het huwelijk en de regels van de geboorte van kinderen. Later vergrootte de bezetter de greep op de tempels verder en begon met het transporteren van Koreaanse boeddhistische kunstwerken naar Japan.
Erin Blakemore schrijft in het artikel How Japan took control of Korea: ‘De regering van de bezetter maakte ook gebruik van de taal, het onderwijs en de religie om de Koreanen te assimileren. Shinto-heiligdommen bedoeld voor Japanse families werden gedwongen gebedshuizen.’ De auteur citeert historicus Donald Clark: ‘De koloniale regering dwong Koreanen de goden van het keizerlijke goden te vereren, inclusief de dode keizers en de geesten van de oorlogshelden, die geholpen hadden om hen te verslaan eerder in de eeuw.’
Zuivering
De Purification Buddhist Movement in Korea ging van start in 1954 en was in 1962 grotendeels afgerond. De auteur van het artikel Purification buddhist movement, 1954-1962 is Chanju Mun, een Koreaanse Jogye monnik, schrijft: ‘De beweging was in gang gezet door de uitvoeringsbesluiten van de eerste Zuid-Koreaanse president Syngman Rhee om gehuwde boeddhistische priesters uit traditionele kloosters te verdrijven.’
In grote lijnen ging het erom de invloed van het Japanse boeddhisme van de periode 1910-1945 teniet te doen en de Koreaanse monastieke orde te zuiveren. De eerste missie van de zuivering was het herstel van het celibaat. De tweede missie was de heropleving van de Seon-traditie. Seon-boeddhisten waren tijdens de bezetting veel van hun tempels kwijtgeraakt aan pro-Japanse facties.
In 1970 ontstonden er twee ordes, een celibataire orde die de naam ‘Jogye’ voert en de Taego Order met celibataire en gehuwde religieuzen. De verplichting om te huwen werd afgeschaft.
De Jogye monnik bekritiseert de rol van de overheid en van justitie bij de zuivering. Hij schrijft over de rol van beide groepen boeddhisten: ‘Hoewel de doelen van de zuivering te rechtvaardigen zijn, maar de methodes die zij hanteerden kunnen niet worden gerechtvaardigd in de naam van het boeddhisme. Het boeddhisme verbiedt boeddhisten strikt om geweld te gebruiken.’
Aan het einde van zijn artikel schrijft Chanju Mun: ‘Korean Buddhism learned a lot from Japanese Buddhism in terms of advanced scholarship in Buddhist Studies, well-organized management of Buddhist temples and participation in social activities… Regardless of Japanese Buddhism’s contributions to the development of Korean Buddhism during Japan’s occupation period and even during post-colonial period, the participants of Purification Buddhist Movement very much utilized nationalistic sentiment to accomplish their own missions.’
Huidige situatie
De democratische volksrepubliek Korea (Noord-Korea) wordt geleid door de Koreaanse Arbeiderspartij en de Kim-dynastie. De huidige politiek leider Kim Jong-un is de kleinzoon van Kim Il-sung. Noord-Korea telde in 2020 bijna 25,7 miljoen inwoners. Er is weinig bekend over de aantallen aanhangers van religies.
Volgens de officiële statistieken uit 2015 had rond de 46,9% van de bevolking van de Republiek Korea (Zuid-Korea) geen religie. 29,2% van de bevolking was christen, waarvan 18,3% protestant en 10,9% katholiek. 22,8% was boeddhist. Eind 2016 kende Zuid-Korea 51 miljoen inwoners.
Het Zuid-Koreaanse boeddhisme is voor het grootste deel Seon-boeddhisme, dit wordt vertegenwoordigd door de Jogye en Taego ordes, meldt Wikipedia. De internationale Kwam Um School of Zen van Seon-meester Seungsahn is een Jogye-school. De Taego-orde heeft meer tempels dan de Jogye-orde, maar is kleiner dan de Jogye-orde als het gaat om het aantal monniken en het aantal aanhangers.
Wikipedia vermeldt ook andere boeddhistische scholen, zoals de Cheontae-school, de Koreaanse variant van de Chinese Tiantai, de Jingak order en Won.
Stephan Hong haalt in zijn artikel uit 2010 een incident aan van de toenemende vijandigheid van Koreaanse fundamentalistische christenen tegen boeddhistische tempels en kloosters. In een Youtube clip vroeg een student aan God om de boeddhistische Bongeunsa tempel in Seoul te vernietigen. Pastor Choi Ji-ho en studenten van de Church Equipping Worship School boden formeel excuses voor de clip. De pastor zei: ‘Wij bieden onze oprechte verontschuldigen aan aan de tempel en aan de boeddhisten. Ik vraag uw vergeving dat ik mijn studenten heb misleid.’ Het hoofd van het klooster Myongjin nam de excuses aan en hoopte dat het incident een goede helpt ‘om de communicatie en de harmonie tussen lokale protestanten en boeddhisten te verbeteren.’