Een geïnteresseerde in zen stond voor de poort van de Muho-tempel, achter hem klom een monnik de trappen van de tempel op en vroeg hem: ‘Kan ik u helpen?’ ‘Eh… ja ik zoek een antwoord.’ ‘Een antwoord op wat?’, vroeg de monnik, ‘ik heb niet veel tijd, over twee dagen begint de Rohatshu.’ ‘U bent in de war’, zei de man, ‘over twee dagen is het pas Ichihatsu.’ ‘Sorry mijn fout’, antwoorde de monnik, ‘wij beginnen op Ichihatsu een retraite van acht dagen die wij voor het gemak Rohatsu noemen.’ ‘Maar waar wilt u een antwoord op hebben?’ De man krabde aan zijn neus en zei toen, ‘Ik heb moeite met het leven, het heeft geen zin, waar doe ik alles voor, als ik dood ben, waar heeft alles wat ik gedaan heb toe geleid?’
‘Ho, wacht even’, zei de monnik, ‘ik zal u bij de abt brengen, dit is een serieuze vraag en ik heb nu geen tijd om met u van gedachten te wisselen.’ Ze liepen samen naar de tempel waar naast een deur een klankbord met een houten hamer hing. De monnik zei: ‘Als u op het klankbord slaat zal de abt wel komen.’ Er klonken drie scherpe dreunen over het serene tempelterrein. Na een paar tellen schoof het deurtje open en een vriendelijke oude man wenkte onze bezoeker naar binnen.
‘Gaat u zitten, wilt u thee?. Bent u van ver gekomen?’
‘Nou nee ik kom uit Takashima.’
‘Maar dat is toch ook niet vlak naast de deur, Ik ben er vorig jaar nog geweest voor een begrafenis, ik denk dat er toen wel 100 zwanen op het meer neerstreken.’
‘Maar als ik vragen mag, Bent u getrouwd?’
‘Nou nee, ik ben nooit de ware tegengekomen.’
‘O, dat is spijtig en welk beroep heeft u?’
‘Ik werk voor de Yomiuri krant.’
‘Ah, u bent verslaggever, wilt u nog wat thee?’
En zonder op een antwoord te wachten schenkt de abt zijn kom weer vol.
‘Maar vertelt u eens wat is de reden van uw komst?’
‘Tja, de reden, het leven heeft geen zin, ja ik kan best aardige stukjes schrijven, maar wat is het nut er van de beste functie van mijn stukjes is dat een dag later, op de markt de vis erin word verpakt. Wat is de zin van alles, iedereen loopt hier een tiental jaren rond en legt dan het loodje.’
‘Nou u klinkt wel somber.’
‘Ach eerwaarde, hoe hoopvol ik ook schrijf over de mooie dingen in het leven het word overwoekert door rampen, onenigheid in de politiek, bendes die elkaar te lijf gaan, winkel diefstallen, protestmarsen, de krant staat er vol mee.’
‘Heeft u weleens wat over uzelf geschreven, onder welke naam schrijft u?’
‘Ik schrijf onder mijn eigen naam, Orokana san.’
‘Ik denk dat als u bij uzelf begint er wel een antwoord op uw vraag kan komen.
Bent u ongelukkig?’
‘Nou… ongelukkig,.. ik heb wel voor het leven gekozen al zie ik de zin er niet van in.’
‘Dan kunnen we ongelukkig wel wegstrepen, u schrijft over de mooie dingen in het leven u zou een gelukkig mens moeten zijn.’
‘Jawel, maar mijn stukjes worden overschaduwd door de donkere kant van het leven.’
‘En u zou dat graag anders willen hebben, het leven gaat bij u niet naar wens.’
‘Het zou toch mooi zijn als die andere verslaggevers eens iets positiefs zouden schrijven.’
‘Ik snap het, maar u vestigt al uw aandacht op het negatieve in uw krant, uw onbehagen zal alleen maar toe nemen, ziet u, u voelt dit onbehagen. Hier in de tempel geloven wij dat onbehagen en pijn in onszelf woekeren, en dat het voort komt uit zaken die willen veranderen die niet te veranderen zijn. Maar een grote troost is dat het merendeel van de mensheid met dit probleem worstelt, u bent niet de enige. Veel van de monniken hebben het er ook moeilijk mee, maar hebben inmiddels de ervaring dat de oplossing voor het grijpen ligt.’
‘Wij hier in de tempel oefenen ons in het accepteren van de dingen zo als ze zijn, zo voeden we ons onbehagen niet maar kijken er naar zonder er ons mee te bemoeien.
We hebben daar verschillende benaderingswijzen voor, over twee dagen houden we een marathon in beschouwen. De dingen bekijken zoals ze zijn, mooi, gruwelijk, woest, sereen, om zo te leren accepteren dat dit het leven is en dat het leven, de zin van het leven is, vindt u dat niet genoeg?’
‘Goh, eerwaarde nu brengt u mij wel van mijn stuk, zou ik hier een artikel over mogen schrijven?’
‘Beste meneer Orokana, alle woelingen zitten in u en met uw hoofd komt u er niet uit, er over schrijven geeft u niet de ervaring, zo blijft u uw woelingen voeden. De zin moet u ervaren, er niet over schrijven, geschriften zijn fantomen van de lucht, de enige functie is dat morgen de vis erin word verpakt.
U bent welkom om aan de marathon mee te doen om de vrijheid, de zin van het leven te leren zien en ervaren. U zult alles tegen komen, pijn en gelukzaligheid, het ervaren ervan is het antwoord op uw vraag.’
‘Tja, wat zal ik zeggen… denkt u dat… zou ik…’
‘Jawel, als u de Rohatshu mee wilt doen bent u welkom, een marathon naar inzicht. Als u morgenavond om zeven uur komt heeft u een uur de tijd om uw slaapplaats in te richten. En, o ja de monnik Kodo san zal u instrueren.’
De volgende dag om zeven uur beklom meneer Orokana de trappen van de Muho-tempel. Het was een drukte van belang, vanuit het hele land waren er mensen gekomen om samen met de monniken aan de marathon mee te doen. Meneer Orokana kreeg een plekje toegewezen in een klein tempeltje wat gewijd was aan de godheid van mededogen. Zijn buurman zei: ‘De matrasjes liggen daar in die kast.’ Toen meneer Orokana de deur van de kast open schoof was het meer een berghok dan een kast. Hoog opgestapeld lagen de matrassen voor het grijpen. Meneer Orokana is nog maar nauwelijks klaar met het inrichten van zijn komende onderkomen of een monnik maakt voor hem een buiging en zegt: ‘Welkom in de tempel, ik ben Kodo en mijn taak is om nieuwkomers welkom te heten.’ ‘Aangenaam, ik ben Orokana en ben reporter bij de Yomiuri krant.’
‘Komt u maar mee maar de andere nieuwkomers.’
Buiten voor de tempel stond een groepje mensen wat onwennig te wachten. Ik zal jullie eerst laten zien waar de toiletten en wasgelegenheid zijn. Samen lopen ze over het tempelterrein waar in de noordhoek het een wasgelegenheid is en nog iets verder het toiletgebouw. Kodo san zegt: ‘Kom dan zal ik u de tempel laten zien’. Ze lopen ze naar het hoofdgebouw op het tempelterrein. ‘Als ‘s morgens de bel gaat dan heeft u tien minuten de tijd om in de tempel te komen voor de ochtendgymnastiek, en nu we zo veel gasten hebben is het een drukte van belang. Veel gasten staan eerder op om een plekje bij de wasplaats te bemachtigen. Tijdens de pauze tussen de meditaties kunt u van het toilet gebruikmaken. Ook staat er de hele dag door thee klaar op de tafel voor de keuken. Op de tafel staat een rek met kopjes en bij elke kop staat een naam. U kunt hier een plek voor uw eigen kopje uitzoeken.’
Op de muur naast de tafel hing een verfomfaaid papiertje met een summier dagschema:
Ze lopen verder een gebouw binnen waar ze in de hal hun slippers uitdoen. Het opstapje naar de trap is een grote afgezaagde boomstronk, ze lopen de trap op en komen in een lange hal met twee brede banken waar zwarte kussens op liggen. Links is een grote ingang met nog bredere banken vol met zwarte kussens, in het midden staat een sokkel met daarop een kale monnik die op een woest uitziende leeuw zit. Meneer Kodo wijst iedereen een plek aan op een bank in de hal en zegt: ‘Dit is jullie plaats voor de komende week, als de kleppers klinken dan gaat de meditatie beginnen. Dan volgen er drie slagen op de bel, voordat de bel klinkt dient u op uw plek te zitten. Voor de rest moet u goed kijken wat de anderen doen en hun voorbeeld volgen’.
Voordat ze de trap weer aflopen vraagt meneer Orokana: ‘Als ik vragen mag, wie is die meneer op die woeste leeuw?’ De monnik antwoordt: ‘Dat bent u, tenminste…kijk dit is uw plekje, in feite zit u voor het hol van de leeuw en de komende week dient u de leeuw te temmen. En geloof me, meneer Orokana, hij zal brullen, naar u uithalen en u bedreigen, de hele week zal hij door uw hoofd rennen en de enige manier om hem te temmen is hem geen aandacht geven. En… o ja, wij noemen de monnik die op de leeuw zit Monju.’
Er waren veel te veel regels en gebruiken om te onthouden, zijn hoofd duizelde ervan, en meneer Kodo zei hen dat ze gewoon de anderen maar moest navolgen. Om acht uur werd iedereen in de tempel verwacht en de abt hield een inspirerende preek die er hoofdzakelijk op neer kwam dat je geconcentreerd bij jezelf moest blijven, je continu op je oefening moest richten. En dat was je ademhaling tellen en je concentreren op je buik, ongeacht wat er gebeurde. Hij vergeleek het met een ketel water die op het vuur stond, die haal je ook niet van het vuur voordat het water kookt. De oefening is het vuur gaande houden, geconcentreerd op je buik blijven en het vuurtje niet uit laten gaan door in slaap te vallen. Hij zei: ‘Bijt je vast, bijt je vast in je oefening, laat niets tussen jou en je oefening in komen, houd het vuur gaande’. Daarom wordt aangeraden om praten en contact met elkaar maken te vermijden Hij wenste ons heel veel sterkte met de marathon en hoopte dat we deze week zouden vinden waar we al bovenop zaten.
Dengelinge, dengelinge, dengelingelingelingelingeling. Welke gek liep er zo ‘s morgens vroeg met een bel door zijn slaapkamer? Verdwaast ging meneer Orokana rechtop zitten, slik… o ja, hij was in de tempel. De meeste bedden waren al leeg, hij had zich nog maar net aangekleed en het scherpe geluid van kleppers klonk over het tempelterrein en meneer Orokana haastte zich naar de tempel. Hij was nog juist op tijd toen een monnik ‘Taisō ga hajimarimasu’ (de gymnastiek begint) riep. Daarna was er een korte pauze, gevolgd door weer het geluid van kleppers en iedereen haastte zich naar de zendo.