De gedachte dat er zoiets als zielsverhuizing zou bestaan,
dat een ziel in zijn geheel, ongeschonden,
maar gek genoeg zonder enige herinnering aan het vorige leven,
zou worden overgeplant in een nieuw lichaam,
om dan gewoon vrolijk verder te gaan,
vind ik van een kinderachtigheid
dat ik er liever geen woorden aan vuil maak.
Maar wedergeboorte!
Hoe kan een mens nou denken
dat hij zou kunnen sterven
zonder op te gaan in het vuur dat hem verteert,
in de vlammen die aan hem lekken en in de rook die opstijgt,
in de lucht waarin die rook vervolgens wegdrijft,
allengs uitwaaierend,
in het roet dat kilometers verder uit de lucht neerdwarrelt
op een tuintafeltje,
in het water dat uit het doekje druipt
waarmee dat tafeltje wordt afgenomen,
en dat weglekt in de aarde?
In het vuur!
In de lucht!
In het water!
In de aarde!
In gemoede: waar zou een mens anders moeten blijven?
En de ziel dan, zult u zeggen?
Die zweeft als vanouds op de wateren:
Elke dag een nieuw begin.
Piet Nusteleijn zegt
Wanneer ze zweeft op de wateren,
als vanouds,
zonder begin, zonder einde en
tijdloos?
Er is zweven.
Vanaf het begin is er stilte.
Was het daarna dat we begonnen
te spreken?
Over zwevende zielen.