Al decennia lang zit ik een of meerdere keren per dag op een kussen te mediteren, na op een dag spontaan in een boekwinkel kennisgemaakt te hebben met een boeddhistische monnik en de leer van de Boeddha. Vroeger zat ik anders dan nu, ik was toen meer gedreven, uit op resultaat. Die dwang en drang is nu totaal verdwenen. Het valt me moeilijk om uit te leggen waarom ik nu zit (mediteer). Ik hoef het ook niet uit te leggen, aan niemand. Die dagelijkse meditatie verrijkt mijn geest en bestaan, als ik dat zou mogen schrijven. Maar zelfs dat is al te veel om te benoemen. Ik zit met geen enkel doel, zonder verplichting, wil niks bereiken, niks moet, alles mag, zegt een dierbare boeddhiste die ik ken. Nee, zelfs dat niet. Meditatie hoeft mij niks op te leveren of in te leveren, ik zit met een belangeloze inspanning. En ben ook niet afwachtend in wat er gebeurt of komen gaat. Er is ook geen leegte, juist veel dynamiek in het brein. Of zelfs dat niet. Of zelfs dat niet is misschien wel de beste beschrijving. Nee, zelfs dat niet. Elk woord om die staat van zijn te benoemen is er een te veel. Dan wordt meditatie ego.
Boeddhisme is geen godsdienst, kent geen eredienst en er zijn geen geloofspunten of dogma’s. Het is veel meer een existentiële filosofie, een psychotherapie, gericht op het begrijpen en het verminderen van het lijden en het vergroten van het geluk, las ik vanmorgen in een bericht van Ehipassiko.
Ik had willen schrijven dat ik me vanaf het moment dat ik bewust werd van mijn bestaan, het ik en de anderen, zo rond mijn vierde levensjaar, de leer van de Boeddha al aanwezig was zonder die te kunnen benoemen. Dat verlang je ook niet van een klein kind. In mijn familie die mijn sangha was, ontmoette ik mededogen, empathie, compassie, niet doden, juist spreken, juist handelen (met vallen en opstaan), geen bedwelming van de geest met drugs en alcohol (met vallen en opstaan). En dan veertig jaar later de kennismaking met het boeddhisme en het zitten. Voor mij is het nog altijd een groot raadsel waarom ik een volger van de dhamma ben. Mijn leven en denken, mijn bestaan, mijn relaties, mijn handelen, zijn er niet echt door veranderd. Dankzij die familie-sangha met verheven, vriendelijke en aardige en wijze mensen. Geen wegwijzers, maar doeners.
Het zitten is voor mij een mysterie.
Moedig voorwaarts!