Vorig weekeinde had ik vrienden te eten. We kregen het over voorgeprogrammeerd reageren en opmerken. Dat wij mensen soms van tevoren bedenken wat we zullen zeggen als we iemand in een bepaalde situatie ontmoeten. Nooit zijn we blanco. Mijn vriendin, die maatschappelijk werker is, was het daar mee eens. Onze gedachten dicteren onze uitspraken, soms zelfs niet ingegeven door wat de ander zegt. We zijn voorgeprogrammeerd. Vanmorgen werd er aan de deur van de Bunker gebeld. Ik werd al boos voordat ik de deur opende met daarop de sticker: geen colporteurs, geen religieuze dienaars, geen wereldverbeteraars. Verdikkeme, kunnen die colporteurs -er stonden twee mannen voor de deur- dan helemaal niet lezen. Ik opende de deur en had dat bijna ook gezegd: kunt u niet lezen? Meneer, zei de ene man, we zijn elders in het Bunkergebouw bezig met de waterleiding zodat we die van u enkele uurtjes af moeten sluiten.
Toen ik nog bij Tegen de stroom in in Rotterdam mediteerde haalde Frank dit verhaal aan van een man met een vliegwiel geest. Het was nacht en op een landweg in een verlaten gebied krijgt de auto van de man een klapband. Hij moet zijn band verwisselen en maar heeft geen bandenlichter. Heel in de verte in de donkere nacht ziet hij een verlicht venster van een huis. Hij op weg naar dat huis en onderweg wordt zijn geest voorgeprogrammeerd. Als die lui maar de deur open doen, thuis, zijn, hem willen helpen, een bandenlichter hebben. De pechman is helemaal opgefokt als hij aanbelt. Een aardige vrouw opent de deur. De pechman is dan helemaal doorgedraaid. Steek die bandenlichter maar in je reet, zegt hij tegen de verbouwereerde vrouw.
Moedig voorwaarts!