De manueel therapeut die mij behandelt voor mijn artrose is een reus van een man. Slank en gespierd. In zijn vak is hij is een van de besten van Nederland, net als zijn broer bij wie ik eerder onder behandeling was en die mij letterlijk op de been hield.
Mijn manueel therapeut houdt niet van zeurkousen, die verpesten zijn humeur. Als ik binnenkom vraagt hij: hoe gaat het? Dan zeg ik: Zijn gangetje, de rug kan wel weer enige steun gebruiken. Of de linker heup of zoiets. Tijdens de behandeling kletsen we wat met mekaar of zingt hij een rocknummer.
Vandaag vroeg ik hem naar de leeftijd van zijn cliënten. Van zeer oud naar piepjong, zei de therapeut. Hoe oud is de jongste, vroeg ik. ‘Twee dagen, een huilbaby. Tijdens de geboorte maken de baby’s een draai en bij dit kindje waren twee nekwervels verschoven. Waardoor het pijn had en omdat baby’s niet kunnen praten huilde het. Je weet dat ouders van hun kindje, als ze het op de arm dragen, ook het hoofdje rechthouden. Dat veroorzaakte nog meer pijn.’
Ik stelde me voor hoe hij het kindje manueel behandelde. Zo’n grote sterke, man die zeurpieten met zijn krachtige handen zo een dwarslaesie kan bezorgen, bezig met een klein, net geboren kindje. Eigenlijk is het niet voor te stellen.
Is het niet vreselijk angstig om zo’n kindje te behandelen, vroeg ik. Ik weet nog hoe bang ik was voor de gevolgen toen mijn pasgeboren dochter in een onbewaakt moment, zoals dat heet, van de een meter hoge commode viel en op een -gelukkig- houten vloer terecht kwam.
‘Ja, je gaat natuurlijk niet met zo’n kindje stuiteren, je moet weten wat je doet, al na één behandeling huilde de baby minder en na de tweede was het goed,’ antwoordde de reus. Hij ging weer verder met zingen. Radar Love.
Moedig voorwaarts!