Het meest raadselachtige aan religies is dat ze ooit als simpel onderdak voor een nieuwe visie zijn begonnen, maar vervolgens zijn uitgebouwd tot burchten. Religies begonnen bij het onzekere uitproberen van een nieuw geestelijk onderkomen en eindigden bij de exclusieve stelligheid van een monumentaal verdedigingswerk. Hoe kon dat gebeuren? En zouden we dat eenvoudige begin niet in ere moeten herstellen?
Het vertrekpunt is o zo simpel. Het kernidee van elk van de vijf wereldreligies laat zich in één zinnetje samenvatten:
- Een mens wordt steeds opnieuw geboren, maar dat valt te doorbreken.
- Lijden ontstaat door gehechtheid.
- Er is een God die zijn volk door de woestijn leidt.
- Een man aan een kruis neemt de zonden van de mensheid op zich.
- De mens moet zich overgeven aan de barmhartige God.
Er zijn varianten op deze geloofsbelijdenissen, maar die zijn even kernachtig.
Boeddha, Mozes, Jezus en Mohammed zouden verbaasd zijn over wat uit hun kernidee gegroeid is. Hoe heeft hun verkennend begin kunnen leiden tot gevestigde religies? Hoe werd de profetenmantel een goudbestikt gewaad?
Voor de vuist weg geantwoord:
- het gaat om fundamentele levensvragen
- mensen zijn verwoede betekenisgevers
- hoe meer gelovigen, des te meer organisatie
- sommige mensen zijn geboren leiders
- het oog en het lijf willen ook wat
- niets is mooi genoeg voor de godheid.
Elk van die antwoorden vult de andere aan en versterkt ze.
Maar hebben religies wel een puur begin? Misschien in de prehistorie, maar nieuwe religies begonnen niet helemaal overnieuw. Aan de vijf wereldreligies ging van alles vooraf. Dat hun stichters kritisch reageerden op wat al bestond, verhinderde hen niet om ook veel voort te zetten. Er lopen lijntjes van hindoeïsme naar boeddhisme en van jodendom via christendom naar islam.
En nog iets: Moeten we eigenlijk wel terug naar de eenvoud van de kern? Op zich heeft elke wereldreligie in de loop van de tijd waardevolle dingen voortgebracht. Zo kregen we diepzinnige verhalen, veelbetekenende rituelen, schitterende tempels, en musea vol religieuze kunst. Het hoeft niet alleen maar simpel functioneel te zijn.
Toch kun je vragen: Leidt de burcht intussen niet af van de oorspronkelijke inzet? In de praktijk van een religie is de burcht gebouwd door een priesterklasse. Haar taak is het vervolgens om het gebouw in stand te houden. Dat kan echter doel op zich worden. En dus afleiden van de oorspronkelijke bedoeling.
De gelovigen, de bewoners van de burcht, lopen dat risico minder. Het totale complex hebben ze niet nodig. Zij kunnen nooit in alle vertrekken van de burcht tegelijk verblijven. Ze kiezen hun eigen comfortabele hoekje. Als gebruikers versimpelen ze het bouwwerk van de overlevering tot bruikbare proporties. Desgevraagd weten ze vaak ook niet veel meer te vertellen dan een eenregelig credo. Die formulering komt in de buurt van een van de vijf kernzinnetjes van hierboven. Wat de priesterklasse in de loop van de tijd heeft toegevoegd, wordt door de leken versimpeld of genegeerd.
Onze wereld geeft aanleiding die lekenhouding te versterken. Gelovigen aller landen hebben te kampen met een aantal wereldwijde problemen: armoede, geweld, duurzaamheid, conflict. Samenwerking wordt gemakkelijker als de theologische bouwwerken teruggebracht worden tot de essentie van de kernzinnetjes. Wat betekenen die vijf kernboodschappen voor de oplossing van die nijpende wereldproblemen? Voor de bewoners van de burchten zal de beantwoording van die vraag iets gemakkelijker zijn dan voor de beheerders. De doorsnee gelovigen hebben genoeg aan de kern en dus minder te verdedigen.
Dat maakt grensverkeer tussen de burchten een stuk gemakkelijker. Ook kan gekeken worden of die burchten nog wel passen bij de situatie waarin de mensheid nu verkeert. Het zijn niet langer de burchten die verdedigd moeten worden, maar mensheid en menselijkheid.
Maar ja, religieuze leiders bekeren is een heidens karwei.