In een aantal afleveringen werkt Dharmapelgrim een gedachtegang uit die mogelijk licht werpt op … ja, waarop eigenlijk?
Op school lette ik vroeger nooit bijzonder goed op. De docenten leuterden maar wat, vond ik. Op een enkeling na dan, die zei dat we zelf moesten nadenken en ons ook bezwoer dat we niet alles als zoete koek hoefden te slikken wat een of andere knapkop ooit eens had beweerd en sommige knapkoppen tegenwoordig beweren. Wat ik bijvoorbeeld van scheikunde heb onthouden is dat je eerst waterstofgas moet hebben, en zuurstof, en dat je pas daarna water kunt krijgen. En van Natuurkunde heb ik onthouden dat je eerst water moet hebben voordat je ijs kunt krijgen. Ja ja… En van Nederlands heb ik onthouden dat je eerst een idee moet hebben (of zoiets) voordat je een verhaal hebt, of een gedicht, maar ook dat verhalen en gedichten je op ideeën kunnen brengen. Alles bij elkaar ben ik op het idee gekomen dat je eerst het ‘ijle’ hebt, voordat je iets vasters krijgt… maar ook dat er soms ijlere zaken uit vaste dingen kunnen voortkomen. Wat heeft dat te maken met zoiets als evolutie van lichamen?
Wel, een lichaam is niets meer of minder dan een afgebakende verzameling DWE’s (lees deel 1 en 2). Alles binnen die afbakening behoort tot het lichaam, alles buiten die afbakening behoort er niet toe. Een zandkorrel is een lichaam! De zon is óók een lichaam. Jij hebt een lichaam, dat is toch weer anders dan een lichaam zijn. Noch zandkorrels, noch zonnen, kunnen zich vermenigvuldigen. Micro-organismen, insecten, planten, dieren en mensen kunnen dat wel. Dat komt door evolutie. Het bewustzijn speelt hierin een sleutelrol.
Evolutie volgt een ontwikkeling van simpel naar minder simpel naar complex naar méér complex enzovoorts. Precies zoals je eerst waterstof en zuurstof moet hebben voordat je water krijgt. De omvang van het lichaam is echter totaal onbelangrijk! De mogelijkheden die een lichaam biedt om bewustzijn tot uitdrukking te brengen, zijn daarentegen wél belangrijk. Alles draait uiteindelijk om het bewustzijnsniveau en uiteindelijk om zelfbewustzijn. Is dat waar? Hoe kan ik dat weten? Ik denk het! (Dit zal hardcore wetenschappers nooit overtuigen, maar dat hoeft ook niet. Ik vertrouw erop dat een wetenschapper de Nobelprijs krijgt na dit te hebben ‘bewezen’. Ooit)
De ongelooflijke verscheidenheid aan bewuste wezen op onze aardbol, is door evolutie ontstaan. Volgens onze tijdrekening gebeurde dat in de loop van miljoenen jaren. De ontwikkeling van lichamen was daarbij – daar ga ik van uit – ondergeschikt aan de ontwikkeling van het (zelf)bewustzijn! Anders gezegd: het is volgens mij niet zo dat (zelf)bewustzijn ontstond als een gevolg van zich steeds verder ontwikkelende lichamen, maar precies andersom. Wij zijn dus bijvoorbeeld niet ons brein! Door steeds verder gaande ontwikkeling van het (zelf)bewustzijn, ontstonden er steeds andere lichamen (met andere breinen). Zo is ieder mens géén lichaam waarin zich een bewustzijn heeft gevormd, maar een bewustzijn dat zich een lichaam heeft gevormd. Hetzelfde geldt voor honden, katten, muizen, vlooien, muggen, rozenstruiken en graspollen. Elk lichaam geeft uitdrukking aan bewustzijn, op allerlei niveaus en in vele stadia van ontwikkeling. Voor veel westerse mensen is dit op dit moment wellicht een bizar idee – doordat ze geïndoctrineerd zijn met denkbeelden die hier haaks op staan -, maar voor sommige zogenaamd ‘primitieve’ volkeren is het de gewoonste zaak van de wereld.
De evolutie van simpele bewustzijnsvormen naar complexe vormen heeft uiteraard óók in de onzichtbare werkelijkheid plaatsgevonden, en vindt daar ook nog steeds plaats – net als hier. Bewuste wezens die zich in voor ons onzichtbare sferen bevinden, hebben dáár óók lichamen (die wij dus niet waarnemen). Ieder lichaam past bij het ontwikkelingsniveau van het ‘individu’ en geeft daar uitdrukking aan.
Er bestaan echter geen twee strikt gescheiden werkelijkheden. Het feit is dat onze zintuigen beperkingen hebben, waardoor wij slechts een klein deel van alles wat is kunnen waarnemen. Denken dat alleen hetgeen onze zintuigen – of technische verlengstukken daarvan – waarnemen echt bestaat, is te vergelijken met kiekeboe spelen met een kleuter. Duik weg … en je bent er niet? Duik op … en daar ben je weer?
De onzichtbare en zichtbare werkelijkheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en lopen dwars door elkaar heen. De onzichtbare werkelijkheid bevindt zich hier! Dat betekent: in, op en rond onze aarde, in, op en rond ons zonnestelsel, en in, op en rond ons sterrenstelsel; en in, op en rond het ons bekende universum. Je hoeft trouwens niet zo groot te denken. De zichtbare én onzichtbare werkelijkheid bevindt zich uiteraard ook in, op en rond jou en mij. De evolutie van alle wezens loopt dwars door zowel de zichtbare als onzichtbare werkelijkheid heen. Er ontstaan overal in beide nog steeds uiterst simpele nieuwe levensvormen die zich ontwikkelen naar meer complexe levensvormen. Het lijkt mij bovendien een misvatting te denken dat de mens het einde van de evolutie is.
De menselijke ziel (ik heb er even geen ander woord voor, maar als jij liever spreekt van ‘kern’, ‘geest’, ‘atman’ of wat anders: mij best) is een onzichtbare wezen. Onzichtbare wezens zijn wezens die je niet met stoffelijke mensen-ogen kunt waarnemen, maar dat maakt ze niet minder reëel. Stel je dus maar gewoon voor dat “de ziel” een “onzichtbaar wezen” is dat een stoffelijk lijf gebruikt als tijdelijk woonhuis, voertuig of hoe je het maar noemen wilt. Het zou een heleboel verklaren!
De menselijke “ziel” neemt – als onzichtbaar wezen – bij geboorte intrek in het stoffelijk lichaam. Wanneer precies en waarom? Daarover zijn al zoveel boeken geschreven, daar waag ik mij nu niet aan. Ik neem aan dat het zo is. Laten we het er op houden dat het tijdelijk (een leven lang) verblijven in een lijf van vlees en bloed de ziel ontwikkelingskansen biedt die het anders niet krijgt. Dat lijf gaat na een jaartje of wat dood – omdat stoffelijke lijven nu eenmaal slijten en kapot gaan – , waarna de ziel terugkeert naar de (voor in het stof achterblijvende nabestaanden) “onzichtbare” staat. Met andere woorden: het lichaam sterft – omdat het versleten is, niet meer functioneren kan, of wat ook – en het “onzichtbare wezen” dat er in heeft gewoond, gaat buiten het oude lijf verder met de ontwikkeling.
“Snap je het zelf?” vroeg iemand mij.
“Nee,” antwoordde ik, “Als puntje bij paaltje komt, snap ik er zelf ook geen snars van.”
“Als je het zelf niet snapt, waarom val je mij er dan mee lastig?”
“Hier geef ik twee antwoorden op,” zei ik. “Het eerste luidt: het is geen kwestie van snappen of niet snappen. Het tweede luidt: ik val jou nergens mee lastig. Als jij het gevoel hebt dat ik je ergens mee lastig val, komt dat waarschijnlijk doordat jij het lastig vindt.”
(wordt vervolgd)