Het is 1968 en ik loop door de Zaagmolenstraat in Rotterdam-Noord. Waarom weet ik niet meer. Ik leefde als een hippie, samen met mijn hippievrienden. We waren aan de drugs en sommige van mijn vrienden dachten dan dat ze konden vliegen. De ene dag zag je ze nog, de volgende dag lagen ze dood op het plaveisel. In ieder geval loop ik door de Zaagmolenstraat en passeer een winkel van waaruit de kelder een gebrande pindalucht naar buiten walmt. Die dag had ik geen werk, was ook niet werkloos, dat zijn hippies nooit.
Ik stapte de winkel in en vroeg waarom het zo walmde. Wij branden hier pinda’s voor de verkoop, zei een vrouw. Ze nodigde me uit in de kelderruimte waar meerdere leden van een zelfde familie rauwe pinda’s in grote bakken met olie gooiden en ze er als gebrande pinda’s met een vliesje weer uit haalden. Het was een simpel doch mooi proces en een uurtje later stapte ik als hun nieuwe en enige vertegenwoordiger in een grote auto met laadruimte om de pinda’s aan de man te brengen. Zakken een van een pond, een kilo en vijf kilo. Achter het stuur bedacht ik een verkoopplan, een klantenkring, levering en afrekening op basis van wat de bakkers mij adviseerden, startte de motor en reed weg.
Mijn eerste klant was een groenteboer in het Nieuwe Westen, Bram geheten. Pinda’s waren toen een redelijk onbekend product in winkels. Ja, in de hoerenbuurt Katendrecht en ook wel in het centrum van de stad liepen aan opium verslaafde Chinezen met een houten bakje met gebrande pinda’s aan een riem voor de buik en riepen: Pinda lekka, pinda lekka. Zo uitheems waren die noten toen. Bram was een echte groenteboer, warme trui aan, voorschoot aan en een gezellige Rotterdammer. Nou ben ik dat ook dus het klikte meteen. Hij nam tien zakken af en ik reed door naar een volgende groentewinkel. Aan het eind van de dag was ik los en ging ik afrekenen bij de branders.
De volgende dag ging ik weer op stap, ik had helemaal geen verstand van pinda’s, maar wist ze wel goed aan te prijzen. De verkoop steeg snel en de familie in de kelder bakte zich een slag in de rondte om de verkoop bij te houden. Supermarkten werden klant, namen wel 500 zakken per keer af en ik maakte in die winkels er een mooie uitstalling van. Kroegbazen had ik ook als klant, die serveerden schaaltjes met pinda’s aan de klanten en ze vroegen om de noten met veel zout te bestrooien zodat de klanten meer gingen drinken.
Ik maakte een boekje met informatie over mijn klanten. Voordat ik een zaak binnenstapte nam ik die gegevens dan door en vroeg bij binnenkomst hoe het met tante Geertje was, of de operatie was gelukt en hoe het met de kanarie van Willem ging. En of dat de klant een goede verjaardag had gehad. Dat viel in goede aarde. Het was natuurlijk wel zaak om je niet te vergissen in de naam van de klant.
Rond Pasen ging ik mijn supermarktklanten af met chocolade Paashazen en eitjes. En die verkochten ook goed. De hazen waren per twee verpakt. Vroeger had je Radder aan de Binnenweg die dat spul verkocht maar voor de supermarktbranche was het nieuw.
Op een dag had ik er genoeg van, stopte als vertegenwoordiger en ging de journalistiek in. Die pindaverkoop was een goede leerschool geweest, ik leerde er met mensen omgaan. Als vertegenwoordiger moest ik mijn waren aanprijzen, als journalist luisterde ik. Meer hippievrienden volgden mij, de ene dag verkochten ze koelkasten, de volgende dag zaten ze op de redactie van en krant.
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.